ECLI:NL:RBDHA:2023:5832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
NL22.25111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake onderzoek naar adequate opvang voor Somalië in asielprocedure

In deze tussenuitspraak heeft de Rechtbank Den Haag zich gebogen over de voortgang van het onderzoek naar adequate opvang voor een Somaliër die asiel heeft aangevraagd. De rechtbank heeft eerder verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de gelegenheid gegeven om informatie te verstrekken over de voortgang van dit onderzoek. Verweerder heeft aangegeven dat hij een jaar uittrekt voor het onderzoek, met de mogelijkheid tot verlenging indien eiser onvoldoende meewerkt. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om maandelijks te rapporteren over de voortgang van het onderzoek en heeft partijen verzocht om uiterlijk op 2 juni 2023 een standpunt in te nemen over de voortgang en de samenwerking van eiser.

De rechtbank benadrukt het belang van regie in het onderzoek naar adequate opvang en heeft verweerder gevraagd om schriftelijk aan te geven welke onderzoekshandelingen reeds zijn verricht en welke nog moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de vraag hoe het belang van het kind in deze procedure moet worden vastgesteld en gewogen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, in afwachting van de voortgang van het onderzoek en de standpunten van partijen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25111 Tussenuitspraak II

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.M. de Houwer-van Wijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Dijcks.)

ProcesverloopBij besluit van 2 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld en op 29 maart 2023 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:RBDHA:2023:4262).
Verweerder heeft bij brief van 4 april 2023 gebruik gemaakt van de gelegenheid om informatie te verstrekken over de voortgang van het onderzoek naar adequate opvang als bedoeld in TQ (arrest van het Hof van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:9).

Overwegingen

1. De rechtbank blijft bij al hetgeen zij in de tussenuitspraak heeft overwogen.
2. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 29 maart 2023 ten aanzien van het onderzoek naar adequate opvang voor eiser in Somalië onder meer het navolgende overwogen:
(…)

5. Verweerder heeft ook ter zitting desgevraagd niet kunnen specificeren welk onderzoek reeds is verricht en welke handelingen op welke termijn zullen worden verricht (…) De Afdeling heeft overwogen dat verweerder dit onderzoek voortvarend dient te verrichten om de periode voor eiser dat hij in onzekerheid verkeert over verblijfsaanvaarding zo kort mogelijk te houden. De Afdeling heeft ook overwogen dat de vraag of verweerder dit onderzoek voldoende voortvarend verricht kan worden voorgelegd aan de rechter. (…) De rechtbank dient door verweerder in staat gesteld te worden om de regiefunctie, zoals die door de Afdeling in de eerdergenoemde uitspraak van 8 juni 2022 aan de rechtbanken is toegekend, te kunnen invullen. (…)

6. De rechtbank zal thans een tussenuitspraak doen om zo in staat te zijn regie te voeren op de handelingen die verweerder zal gaan verrichten en om het tijdsbestek dat hiermee gemoeid zal zijn te kunnen bewaken en beoordelen. (…)

7. De rechtbank zal verweerder in de gelegenheid stellen om schriftelijk aan te geven welke onderzoekshandelingen hij reeds heeft verricht. Verweerder wordt tevens in de gelegenheid gesteld om aan te geven welke handelingen hij nog gaat verrichten en hoeveel tijd hij verwacht hiervoor nodig te hebben. (…)

(…)
3. Verweerder heeft in zijn reactie op de tussenuitspraak onder meer het navolgende opgenomen:
(…)
Onderzoek naar adequate opvang
Het onderzoek naar adequate opvang vangt al aan tijdens de asielprocedure. De hoorambtenaar vraagt de vreemdeling tijdens de asielgehoren naar zijn contacten met ouders en eventuele andere familieleden en vraagt naar de leefomstandigheden in het land van herkomst. De beslissing of aan de vreemdeling een buitenschuldvergunning moet worden verleend, wordt in beginsel echter pas genomen in de vertrekprocedure, na de afwijzing van de asielaanvraag.
Als op basis van het onderzoek tijdens de asielprocedure geen buitenschuldvergunning is verleend en de IND tijdens dat onderzoek niet op voorhand kan uitsluiten dat nader onderzoek zou kunnen leiden tot de vaststelling van adequate opvang in het land van herkomst, wordt het onderzoek –na afwijzing van de asielaanvraag- voortgezet door DT&V.
DT&V stelt in overleg met de voogd en het COA een terugkeerplan op en voert regelmatig met de niet begeleide minderjarige vreemdeling of via de voogd/pleegouder een gesprek over terugkeer en adequate opvang. Van een niet begeleide minderjarige vreemdeling van 15 jaar of ouder wordt verwacht dat hij zelf actief meewerkt aan deze gesprekken, aanknopingspunten biedt en inspanningen verricht om aan informatie te komen. In eerste instantie wordt door DT&V ingezet op hereniging met de ouders of andere familieleden, maar als dat niet mogelijk is wordt gezocht naar andere vormen van (lokale) opvang. In een aantal gevallen houdt dat onderzoek in, dat contact wordt opgenomen met de vertegenwoordiging van dat land in Nederland of met de autoriteiten en/of familieleden in het land van herkomst. Omdat bij deze vormen van onderzoek de identiteit of andere gegevens van de niet begeleide minderjarige vreemdeling bij de autoriteiten in het land van herkomst bekend kunnen worden, kunnen deze vormen van onderzoek pas plaatsvinden nadat de asielaanvraag is afgewezen.
Om te beoordelen of in de praktijk adequate opvang aanwezig is, wordt gebruik gemaakt van algemene ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Indien meer maatwerk is vereist, bijvoorbeeld omdat er aanwijzingen zijn dat er in bepaalde opvangvoorzieningen adequate opvang aanwezig is, kunnen er ook individuele deskundigenberichten worden opgevraagd. Tenslotte kunnen ook de voogdijinstelling Nidos en hulporganisaties zoals het IOM, UNHCR en het Rode Kruis een rol spelen bij het herenigen van niet begeleide minderjarige vreemdelingen met familieleden en
het vinden van adequate opvang.
(…)
Verweerder heeft in onderhavige zaak contact opgenomen met DT&V inzake de voortgang van het onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst.
In antwoord op de specifieke vragen van uw rechtbank in de tussenuitspraak, wenst verweerder als volgt te reageren.
Welke onderzoekshandelingen heeft verweerder reeds verricht.
Zoals uit het hierboven geschetste beleid, vangt het onderzoek naar adequate opvang al aan tijdens de asielprocedure. In het voornemen en in de beschikking is reeds uiteengezet welke onderzoekshandelingen er zijn verricht tijdens de asielprocedure. Tijdens deze procedure is eiser bevraagd over zijn ouders, familieleden en de leefomstandigheden in het land van herkomst.
Uit de asielgehoren is gebleken dat eiser sinds zijn vertrek uit Somalië geen contact meer heeft gehad met zijn ouders. Eiser heeft verklaard dat hij niet weet hoe het met zijn ouders gaat en of ze nog steeds in de plaats ‘Ceel Buur’ wonen, omdat er oorlog is tussen de overheid en Al-Shabaab. Eiser heeft geen contactgegevens van gezins- of familieleden. Het is niet bekend waar de ouders van eiser thans verblijven.
DT&V heeft aangegeven dat er op 16 februari 2023 een eerste vertrekgesprek heeft plaatsgevonden en dat in april 2023 een vervolggesprek zal plaatsvinden.
Uit de asielgehoren, alsook uit het vertrekgesprek d.d. 16 februari 2023 (productie 1) blijkt dat eiser in het verleden heeft geprobeerd om via het Rode kruis contact te leggen met zijn familie. Echter, uit het vertrekgesprek blijkt ook dat eiser de gegevens van zijn familieleden niet heeft doorgegeven aan het Rode Kruis, maar geeft de voogd van eiser aan dat het onderzoek bij het Rode Kruis wel is ingezet. Eiser, dan wel de voogd, heeft echter geen inzicht kunnen geven in de voortgang van dit onderzoek.
(…)
De onderzoekshandelingen die verweerder reeds heeft verricht –noteren van gegevens tijdens de asielprocedure, vertrekgesprek en onderzoek via het Rode Kruis- zijn tot dusver onvoldoende om te kunnen vaststellen dat er sprake is van adequate opvang in het land van herkomst. Zoals uit de genoemde Afdelingsjurisprudentie blijkt dient aan verweerder enige tijd gegund te worden om het onderzoek naar adequate opvang op zorgvuldige wijze uit te voeren. Het is bekend dat er nog familieleden van eiser in Somalië verblijven, maar de contactgegevens ontbreken nog. Er is meer onderzoek nodig om deze gegevens te verkrijgen.
Welke onderzoekshandelingen gaat verweerder nog verrichten.
Navraag bij DT&V leert dat onderzoek in Somalië zelf heel erg lastig is. Daarom wordt voornamelijk uitgegaan van de informatie die door de niet begeleide minderjarige vreemdeling zelf wordt gegeven over zijn familie, zoals bijvoorbeeld namen van familieleden, telefoonnummers en adresgegevens. Er hebben reeds diverse gesprekken met eiser plaatsgehad en het vervolggesprek zal plaatsvinden in april 2023.
DT&V heeft aangegeven dat zij tijdens de vertrekgesprekken informatie proberen te verkrijgen van eiser over zijn familieleden. Mogelijk kan IRARA of het IOM hulp bieden bij het vinden van familieleden. Naast het voeren van vertrekgesprekken en –bij voldoende relevante informatie- het inschakelen van instanties om familieleden te zoeken, zijn er op dit moment geen andere opties beschikbaar in Somalië.
Binnen welke termijn wordt het onderzoek naar adequate opvang afgerond.
DT&V heeft aangegeven dat het moeilijk is om een inschatting te maken binnen welke termijn het onderzoek naar adequate opvang kan worden afgerond. Dit is ook afhankelijk van de medewerking van eiser zelf.
Het onderzoek zal maximaal een jaar duren, uiterlijk tot 6 december 2023. Deze termijn is volgens verweerder niet onredelijk. Deze termijn kan eventueel worden verlengd als eiser niet of onvoldoende meewerkt aan het onderzoek. DT&V streeft ernaar om in ieder geval 6 gesprekken te voeren met eiser binnen de daarvoor gestelde termijn. Dan moet duidelijk zijn of een vreemdeling voldoende heeft meegewerkt en welke informatie beschikbaar is en of dit voldoende is om te kunnen vaststellen of er sprake is van adequate opvang in het land van herkomst. Wanneer de informatie eerder beschikbaar is, dan zal het onderzoek naar adequate opvang eerder worden afgerond, zodat eiser zo snel mogelijk duidelijkheid verkrijgt over zijn verblijfsrecht in Nederland.
(…)
4. De rechtbank zal om regie te blijven voeren over het onderzoek naar adequate opvang verweerder opdragen elke maand, middels het plaatsen van een bericht in het dossier, de rechtbank te informeren over de voortgang van het onderzoek. De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder uiterlijk 2 juni 2023, te weten
zes maandenna het nemen van het bestreden besluit, een schriftelijk standpunt inneemt over de vraag of aan eiser een terugkeerbesluit kan worden opgelegd. Indien het onderzoek naar adequate opvang op 2 juni 2023 nog niet is afgerond en verweerder niet overgaat tot verblijfsaanvaarding, dient verweerder gemotiveerd in te gaan op de voortgang van de procedure en concreet aan te geven welke onderzoekshandelingen verweerder nog dient te verrichten en hoeveel tijd verweerder verwacht daarvoor nodig te hebben. Eiser zal in de gelegenheid gesteld worden om hierop te reageren binnen uiterlijk twee weken nadat verweerder zijn standpunt kenbaar heeft gemaakt. Eiser dient hierbij gemotiveerd in te gaan op de vraag of van hem een meewerkende houding mag worden verwacht en zo nee, waarom niet en of hij in deze procedure een meewerkende houding aanneemt en waaruit dit blijkt. De rechtbank zal vervolgens uitspraak doen en afhankelijk van de voortgang van de procedure en de standpunten van partijen een einduitspraak, dan wel een nadere tussenuitspraak doen. Indien verweerder vóór of op 2 juni 2023 een terugkeerbesluit neemt, zal de rechtbank verweerder opdragen te motiveren welke voor eiser adequate opvang beschikbaar is en zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen hierop te reageren. De rechtbank zal, afhankelijk van de stand van zaken op dat moment, partijen tevens vragen een standpunt in te nemen over de vraag op welke wijze en door wie “het belang van het kind” in deze procedure moet worden vastgesteld en hoe dit vastgestelde belang van het kind vervolgens in de onderhavige procedure moet worden gewogen.
5. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op om de rechtbank binnen een maand na bekendmaking van deze uitspraak actuele informatie te verstrekken over de voortgang van het onderzoek naar adequate opvang;
  • verzoekt verweerder om uiterlijk op 2 juni 2023 aan te geven of hij een terugkeerbesluit kan nemen, en zo nee of aan eiser een verblijfsvergunning wordt verleend, dan wel gemotiveerd aan te geven welke onderzoekshandelingen verweerder nog dient te verrichten en hoeveel tijd verweerder verwacht daarvoor nodig te hebben;
  • stelt eiser, indien verweerder aangeeft geen terugkeerbesluit te kunnen nemen en geen verblijfsvergunning te verlenen, binnen twee weken nadat verweerder informatie over de voortgang van het onderzoek naar adequate opvang heeft verschaft, in de gelegenheid hierop te reageren en hierbij gemotiveerd in te gaan op de vraag of van hem een meewerkende houding mag worden verwacht en zo nee, waarom niet en of hij in deze procedure een meewerkende houding aanneemt en waaruit dit blijkt;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M.L. Kousen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 24 april 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak kunnen partijen geen hoger beroep instellen. Hoger beroep is slechts mogelijk tegelijk met het hoger beroep tegen de nog te wijzen einduitspraak.