ECLI:NL:RBDHA:2023:5932
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Oostenrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, gezien het feit dat de eiser eerder in Oostenrijk een asielaanvraag had ingediend. De eiser was het hier niet mee eens en stelde dat Nederland verantwoordelijk was, omdat hij in Oostenrijk niet adequaat was behandeld en er sprake zou zijn van illegale pushbacks.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 28 maart 2023 behandeld, maar de eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel gehanteerd en geoordeeld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de asielprocedure in Oostenrijk onacceptabel is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar het AIDA-rapport, waaruit blijkt dat er geen structurele problemen zijn voor Dublinterugkeerders in Oostenrijk.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Oostenrijk te maken zal krijgen met ernstige tekortkomingen in de asielprocedure of met pushbacks. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 april 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.