ECLI:NL:RBDHA:2023:5969
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot een Marokkaanse eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduring van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 februari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 21 april 2023, waarbij zowel eiser als de staatssecretaris zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het vorige onderzoek op 10 februari 2023. De toetsing richtte zich op de periode daarna. Eiser stelde dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, aangezien de lp-aanvraag al meer dan vier maanden geleden was ingediend zonder zicht op een presentatie. De rechtbank concludeerde echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld, onderbouwd door de frequentie van de rappels en de gesprekken met eiser. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was om te concluderen dat de Marokkaanse autoriteiten niet zouden meewerken aan de uitzetting van eiser.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.