ECLI:NL:RBDHA:2023:5985
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag in het kader van de Dublin-procedure
In deze zaak heeft eiser op 15 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 19 november 2020 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft op 4 november 2022 een ingebrekestelling verstuurd, gevolgd door een tweede ingebrekestelling op 22 november 2022. De rechtbank concludeert dat de wettelijke beslistermijn op 10 maart 2022 is verstreken en dat beide ingebrekestellingen tijdig zijn verzonden. Het beroep is gegrond verklaard.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.