ECLI:NL:RBDHA:2023:6003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL23.8649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Spanje onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat de procedure in Spanje niet voldoende waarborgen biedt en dat er een risico op indirect refoulement bestaat. Eiser voerde aan dat de psychische gesteldheid van hem zou verslechteren bij overdracht aan Spanje, en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn bijzondere omstandigheden.

De rechtbank heeft overwogen dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek en dat verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat in zijn geval van dit beginsel niet kan worden uitgegaan. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat Spanje de asielaanvraag van eiser in behandeling zal nemen, met inachtneming van de Europese richtlijnen. Eiser heeft geen concrete onderbouwing gegeven voor zijn stellingen over de behandeling in Spanje en zijn psychische gesteldheid. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8649

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.P. Duijn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.8650, op 6 april 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Op 16 december 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder die aanvraag niet in behandeling genomen. [1] Uit onderzoek uit Eurodac is gebleken dat eiser op 15 november 2022 Spanje illegaal is ingereisd. Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [2] is de lidstaat waar de vreemdeling op illegale wijze de grens heeft overschreden vanuit een derde land, verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Verweerder heeft Spanje daarom op 10 februari 2023 verzocht om eiser over te nemen. Op 17 februari 2023 hebben de Spaanse autoriteiten dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Algerije een ander beleid geldt in Spanje dan in Nederland. Eiser vreest dat de procedure in Spanje niet met voldoende waarborgen is omgeven nu Algerije door Spanje als een veilig land van herkomst wordt aangemerkt, terwijl dat in Nederland niet het geval is. Verweerder heeft dan ook onvoldoende onderzocht of er een risico bestaat op indirect refoulement bij overdracht aan Spanje. Daarnaast had verweerder moeten toetsen in hoeverre een de overdrachtshandeling zelf een risico op een suïcidepoging bij eiser veroorzaakt of verergert. De psychische gesteldheid van eiser zal immers ernstig verslechteren als hij wordt overgedragen aan Spanje. Mede gezien de traumatische gebeurtenissen in Algerije en zijn traumatische vlucht uit Algerije had verweerder de medische situatie van eiser moeten laten beoordelen door het BMA. [3] Eiser verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling [4] van 27 december 2018. [5] Tot slot heeft verweerder geen rekening gehouden met de bijzondere en zwaarwegende belangen van eiser. Verweerder had eisers asielaanvraag dan ook aan zich moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Vaststaat dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is recentelijk bevestigd door de Afdeling in de uitspraken van 10 mei 2022 en 27 januari 2023. [6] Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet van kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [7] Eiser is hierin niet geslaagd.
5. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat Spanje met het claimakkoord ook expliciet heeft gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Dat betekent ook dat er geen sprake zal zijn van uitzetting naar het land van herkomst in strijd met het verbod van refoulement. Voor zover de behandeling van eisers asielaanvraag desondanks tekort schiet, ligt het op de weg van eiser om daar bij de (hogere) Spaanse autoriteiten over te klagen. Eiser heeft niet onderbouwd dat de autoriteiten van Spanje hem niet zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is. Voor zover eiser stelt dat sprake is van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Spanje ten aanzien van Algerije, heeft hij dit niet onderbouwd. Ook heeft hij geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat de rechter in Spanje hem niet zal beschermen tegen (indirect) refoulement.
6. Voorts heeft eiser zijn psychische gesteldheid en een risico op suïcide niet met medische stukken onderbouwd. Dit betekent dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. Verweerder heeft dan ook geen advies van het BMA hoeven te vragen. Bovendien kan ook bij bijzonder kwetsbare asielzoekers ten aanzien van Spanje nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan.
7. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die leiden tot onevenredige hardheid bij overdracht aan Spanje. Ten aanzien van eisers medische problematiek en de traumatische ervaringen heeft verweerder terecht overwogen dat de medische voorzieningen van de Europese lidstaten in beginsel vergelijkbaar zijn. Daarbij komt dat verweerder volgens artikel 32 van de Dublinverordening gehouden is de Spaanse autoriteiten te informeren over eisers gezondheidstoestand en dat de overdracht eventueel kan worden opgeschort als duidelijk is dat Spanje niet aan eisers specifieke behoeften kan voldoen. Verweerder heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de behandeling van eisers asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.Bureau Medische Advisering van verweerder.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).