ECLI:NL:RBDHA:2023:614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL23.676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Willems - Keekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Ierse Unieburger en de niet-ontvankelijkverklaring door de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Ierse nationaliteit, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 4 januari 2023 besloten de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren, verwijzend naar Protocol nr. 24 bij het VWEU, dat lidstaten beschouwt als veilige landen van oorsprong voor asielaanvragen van onderdanen van EU-lidstaten. Eiser heeft op 2 december 2022 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Ierland vanwege een militaire organisatie. De rechtbank heeft op 19 januari 2023 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet kan terugkeren naar Ierland en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ambtshalve hoefde te beoordelen of artikel 64 van de Vw 2000 van toepassing was. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 augustus 2022, waarin soortgelijke overwegingen zijn gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.676

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Ierse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris),

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
niet-ontvankelijkverklaring van zijn aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL23.677), op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 2 december 2022 een asielaanvraag gedaan. Aan die aanvraag heeft hij blijkens het verslag van het aanmeldgehoor op 16 december 2022 het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is afkomstig uit Noord-Ierland. Hij is in zijn jongere jaren veroordeeld voor een drugsdelict tot een gevangenisstraf van een jaar. Van dat jaar heeft hij maar een paar maanden uitgezeten; hij is na zijn verlof niet teruggekeerd naar de gevangenis. Hij is toen, in 2002 vertrokken uit Noord-Ierland. Eiser heeft totdat hij strafrechtelijk is aangehouden bijna 20 jaar illegaal in Nederland verbleven. In die tijd heeft hij zich bediend van verschillende personalia. Hij stelt tevens een vastgoedbedrijf te hebben in Nederland. Eiser stelt niet terug te kunnen keren naar Ierland omdat hij daar vreest voor een militaire organisatie. Hij vreest bij terugkeer voor zijn leven.
2.1.
De staatssecretaris heeft op 20 december 2022 het voornemen uitgebracht om eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren. Hierbij heeft de staatssecretaris verwezen naar Protocol nr. 24 inzake asiel voor onderdanen van lidstaten van de Europese Unie, bij het VWEU. De staatssecretaris heeft daarbij overwogen dat hij geen aanleiding ziet om aan te nemen dat zich een van de genoemde uitzonderingen voordoet die maken dat de asielaanvraag inhoudelijk zou moeten worden behandeld.
2.2.
Eiser heeft hiertegen een zienswijze ingebracht. Daarin is verwezen naar het standpunt van de staatssecretaris wat betreft eisers nationaliteit in de aan hem opgelegde bewaringsmaatregel. Verder is benadrukt dat eisers land van herkomst voor hem niet veilig moet worden geacht. En tot slot is gesteld dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft beoordeeld of artikel 64 van de Vw 2000 op eiser van toepassing moet worden geacht.
2.3.
De staatssecretaris heeft zijn standpunt gehandhaafd in het bestreden besluit en heeft aangegeven dat eiser zich direct naar Ierland dient te begeven. De staatssecretaris ziet geen aanleiding om niet van eisers Ierse nationaliteit uit te gaan, omdat hij zelf meermaals heeft verklaard die nationaliteit te hebben, daar vandaan te komen en zich ook als zodanig te identificeren. Over eisers problemen in Ierland heeft hij verder niet concreet verklaard. Bij eventuele problemen is het bovendien aan hem om zich te wenden tot de autoriteiten in Ierland. Nu de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk acht, wordt niet ambtshalve beoordeeld of artikel 64 van de Vw 2000 van toepassing is op eiser.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser
niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet slaagt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiser kan zich niet verenigen met de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Op de daartoe aangevoerde gronden van beroep zal de rechtbank – voor zover van belang – hierna ingaan.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van Protocol nr. 24 beschouwen de lidstaten elkaar, het niveau van bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden in de lidstaten van de Europese Unie in aanmerking nemend, als veilige landen van oorsprong voor alle juridische en praktische doeleinden in verband met asielzaken. In lijn hiermee kan een asielaanvraag van een onderdaan van een lidstaat door een andere lidstaat uitsluitend in aanmerking worden genomen of ontvankelijk worden verklaard in bepaalde onder a tot en met d omschreven gevallen.
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat geen van de uitsluitingsgronden als omschreven onder a tot en met d van Protocol nr. 24 van toepassing is. Eiser stelt dat de staatssecretaris er bij de beoordeling van zijn asielaanvraag ten onrechte vanuit gaat dat hij een Unieburger is.
6.2.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Eiser heeft dit gegeven immers expliciet aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Hij stelt bovendien niet terug te kunnen keren naar Ierland vanwege de problemen die hij daar heeft ondervonden en waarvoor hij thans nog steeds heeft te vrezen. De enkele, niet onderbouwde stelling van eiser dat hij het systeem in Ierland niet vertrouwt, leidt niet tot een ander oordeel. Bij voorkomende problemen kan eiser zich wenden tot de (hogere) autoriteiten van Ierland voor hulp; niet is gebleken dat dit niet kan.
Dat bij de beoordeling van de bewaringsmaatregel is overwogen dat nog niet definitief kan worden uitgegaan van de gestelde Ierse nationaliteit, maakt het voorgaande niet anders.
6.3.
Het voorgaande maakt dat de staatssecretaris eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. De staatssecretaris had daarbij, gelet op het bepaalde in artikel 6.1e, tweede lid, van het Vb 2000, niet ambtshalve hoeven beoordelen of er reden bestaat om artikel 64 van de Vw 2000 toe te passen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2374.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.