Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer]
[naam kind]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 9 mei 2019 een asielaanvraag ingediend, die op 27 januari 2021 was afgewezen. Deze afwijzing werd later door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd, waardoor verweerder opnieuw op de aanvraag moest beslissen. De rechtbank constateert dat de beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken zonder dat er een nieuwe beslissing is genomen. Eiseres heeft verweerder op 3 augustus 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat zij beroep heeft ingesteld. Dit maakt het beroep kennelijk gegrond. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft. De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50.