ECLI:NL:RBDHA:2023:616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.21136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 9 mei 2019 een asielaanvraag ingediend, die op 27 januari 2021 was afgewezen. Deze afwijzing werd later door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd, waardoor verweerder opnieuw op de aanvraag moest beslissen. De rechtbank constateert dat de beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken zonder dat er een nieuwe beslissing is genomen. Eiseres heeft verweerder op 3 augustus 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat zij beroep heeft ingesteld. Dit maakt het beroep kennelijk gegrond. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft. De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21136

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer]

mede namens haar minderjarige kind
[naam kind]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag.
Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiseres heeft op 9 mei 2019 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 27 januari 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 8 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2368, is het daartegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:265, is het daartegen door eiseres ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, is de uitspraak van de rechtbank van 8 maart 2021 vernietigd, is het beroep alsnog gegrond verklaard en is het besluit van 27 januari 2021 vernietigd. Dit brengt met zich dat er opnieuw op de asielaanvraag van eiseres beslist moet worden.
3. Wanneer bij het vernietigen van een besluit geen termijn is gesteld voor het opnieuw beslissen op de aanvraag, geldt volgens vaste jurisprudentie dat het bestuursorgaan gehouden is om een nieuw besluit te nemen binnen de beslistermijn die gold voor het vernietigde besluit. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt deze beslistermijn zes maanden. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden in het vierde en het vijfde lid om deze termijn te verlengen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 27 juli 2022 een beslissing had moeten nemen.
4. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken zonder dat er een nieuwe beslissing op de asielaanvraag van eiseres is genomen. Eiseres heeft verweerder op 3 augustus 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiseres beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Eiseres verzoekt de rechtbank verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog een besluit te nemen, verweerder een dwangsom van € 50,- op te leggen voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven en verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
6. Op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
7. Op grond van de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560, houdt de rechter er in asielzaken rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld. Bij de bepaling van een nadere beslistermijn is van belang dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter stelt dus geen nadere beslistermijn waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan niet zorgvuldig te werk kan gaan. Volgens de Afdeling is een termijn van acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken hierna voor het bekendmaken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-weken-model) passend.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres in het kader van het besluit van 27 januari 2021 al is gehoord en dat niet is gebleken dat eiseres in dit stadium van de procedure aanvullend moet worden gehoord of dat andere onderzoeksmiddelen moeten worden ingezet. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder thans binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden een besluit aan eiseres bekendmaakt.
9. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353, volgt dat artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND zoals die luidt sinds 11 juli 2021 onverbindend is voor zover daarin is bepaald dat de artikelen 8:55d, tweede lid, en 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Dit betekent dat de bestuursrechter ook in asielprocedures, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt dat verweerder binnen de door hem gestelde termijn alsnog een besluit neemt en aan zijn uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
10. De rechtbank zal gelet hierop bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor
elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100,- per dag met een maximum van € 7.500,-.
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eiseres;
 bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.