ECLI:NL:RBDHA:2023:650
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet-toekennen van een bestuurlijke dwangsom na inwilliging van een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 4 april 2022 werd ingewilligd, maar waarbij geen bestuurlijke dwangsom werd toegekend. Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
Eiser had zijn aanvraag op 21 juli 2021 ingediend, en de wettelijke beslistermijn was op 21 januari 2022 verstreken. Eiser heeft verweerder op 25 januari 2022 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat hij geen dwangsom verschuldigd is op basis van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. Eiser betoogde dat deze wet onverbindend is en dat hij in strijd met het gelijkheidsbeginsel is behandeld, omdat andere asielzoekers wel een dwangsom hebben ontvangen.
De rechtbank overwoog dat de Tijdelijke wet, die sinds 11 juli 2021 van kracht is, bepaalt dat artikel 4:17 van de Awb niet van toepassing is op besluiten tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. De hoogste bestuursrechter heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht geen bestuurlijke dwangsom aan eiser heeft verbeurd en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.