ECLI:NL:RBDHA:2023:6537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL22.17536, NL22.17538.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel 'arbeid als zelfstandige' door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Iraanse vrouw geboren in 1988, had een verblijfsvergunning 'zoekjaar arbeid' die op 15 december 2020 was verstreken. Ze diende een aanvraag in voor wijziging naar het verblijfsdoel 'arbeid als zelfstandige', maar deze werd afgewezen op basis van een negatief advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het RVO concludeerde dat er geen wezenlijk Nederlands belang was gediend met de door eiseres beoogde werkzaamheden.

Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 januari 2023 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat het aan eiseres is om met de vereiste stukken aan te tonen dat haar werkzaamheden een wezenlijk Nederlands belang dienen. De rechtbank oordeelde dat het RVO-advies zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de juistheid of volledigheid van dit advies te twijfelen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep. De rechtbank concludeerde dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.17536 (beroep) en NL22.17538 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor wijziging naar het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen. Ook is een terugkeerbesluit naar Iran aan eiseres uitgereikt.
Bij besluit van 9 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL22.17536) ingesteld. Ook heeft eiseres de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (NL22.17538) te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1988 en heeft de Iraanse nationaliteit. Eiseres is sinds 15 december 2020 voor twaalf maanden in het bezit geweest van een verblijfsvergunning ‘zoekjaar arbeid’. Na afloop van deze verblijfsvergunning heeft eiseres wijziging naar het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’ aangevraagd.
2. De aanvraag tot wijziging naar het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’ is afgewezen, omdat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) namens de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een negatief advies heeft uitgebracht. In dat advies wordt geconcludeerd dat geen wezenlijk Nederlands belang wordt gediend met de door eiseres te verrichten arbeid als zelfstandige. De in bezwaar overgelegde stukken zijn niet aan het RVO voor een nieuw advies voorgelegd, omdat deze stukken volgens verweerder wederom tot een negatief advies zullen leiden. Verweerder heeft het afwijzende besluit in bezwaar gehandhaafd.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
3. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder er ten onrechte van uit is gegaan dat de innovatie van haar bedrijf niet is aangetoond. Vanwege het belang van energiebesparing in deze tijd van hoge energieprijzen is de innovativiteit van en de vraag naar de door eiseres ontwikkelde app evident en daarmee is ook de realisatie van de door haar beoogde omzetcijfers een gegeven. Ook is het advies onvoldoende toegelicht, waardoor niet duidelijk is hoe RVO haar beoordelingsvrijheid heeft ingevuld. Daarbij wordt er teveel waarde gehecht aan investeringen in geld, terwijl de investeringen die eiseres met zich meebrengt bestaan uit de kennis die zij heeft opgedaan en de arbeid die zij in Nederland wil uitvoeren. Tenslotte heeft verweerder ten onrechte afgezien van het horen in bezwaar.
4. Verweerder heeft gemotiveerd gereageerd op deze beroepsgronden.
Wat zijn de relevante regels?
5.1
Op grond van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘het verrichten van arbeid als zelfstandige’ worden verleend als de vreemdeling arbeid als zelfstandige gaat verrichten, waarmee een wezenlijk economisch belang is gediend.
5.2
Het tweede lid van artikel 3.30 Vb bepaalt dat de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang van de ondernemingsactiviteiten geschiedt aan de hand van een puntenstelsel.
5.3
Het RVO brengt namens de Minister van EZK een deskundigenadvies uit waarin het wezenlijk Nederlands belang van een zelfstandige onderneming aan de hand van dit puntenstelsel beoordeeld wordt. Het puntenstelsel is opgenomen in artikel 3.20a, tweede lid, in samenhang met bijlage 8a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV), en omvat drie criteria:
A. Persoonlijke ervaring;
B. Ondernemingsplan; en
C. Toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie.
Per criterium moeten minimaal 30 punten worden behaald óf – indien voor onderdeel C géén punten zijn behaald – moeten zowel voor onderdeel A als onderdeel B minimaal 45 punten behaald te worden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
RVO-advies
6.1
De rechtbank stelt voorop dat het volgens vaste rechtspraak [1] aan de vreemdeling is om met de vereiste stukken aannemelijk te maken dat bij de door hem beoogde arbeid als zelfstandige een wezenlijk Nederlands belang is gediend. Of bij een zelfstandige onderneming een wezenlijk belang is gediend, behoort tot de specifieke expertise van het RVO. Het RVO-advies dient daarom aangemerkt te worden als een deskundigenadvies aan verweerder voor de uitoefening van zijn bevoegdheden. Indien verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluit ten grondslag legt, dient verweerder zich volgens de hoogste bestuursrechter [2] op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan te vergewissen of dat advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten worden geboden voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder uit mogen gaan van het RVO advies Uit het advies blijkt dat het RVO rekening heeft gehouden met alle door eiseres in de aanvraagprocedure ingebrachte stukken. In bezwaar is daarnaast geen contra-expertise overgelegd en ook is niet anderszins gebleken van concrete aanknopingspunten die twijfel doen rijzen over de juistheid of volledigheid van het advies. De facturen en de toevoegingen in het ondernemingsplan die in bezwaar zijn overgelegd maken dit oordeel niet anders. Verweerder heeft op pagina 4 en 5 van het bestreden besluit namelijk voldoende gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat eiseres met het overleggen van de stukken in bezwaar alsnog aan de vereiste minimale aantal punten zou kunnen voldoen. Verweerder heeft daarom terecht geen aanleiding hoeven zien om in bezwaar aanvullend advies te vragen aan de RVO.
6.3
Dat het volgens eiseres evident is dat haar onderneming innovatief is en dat dus een realisatie van de omzetcijfers voor de hand ligt, is onvoldoende voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het RVO advies. Zo is in het advies vermeld dat de ontwikkeling van de app zich nog in de ideefase bevindt en dat er al meerdere apps bestaan die het energieverbruik van een woning kunnen monitoren. Dat sprake is van discriminatie bij de toepassing van onderdeel C in het advies van het RVO, zoals eiseres ter zitting heeft gesteld, wordt niet gevolgd, reeds nu eiseres dit verder niet heeft onderbouwd. Ook de stelling van eiseres dat verweerder het voor startende ondernemers lastiger maakt om aan de voorwaarden te voldoen, volgt de rechtbank niet, omdat er voor startende ondernemers een verblijfsvergunning bestaat en daarbij wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van startende ondernemers. Eiseres heeft hier echter geen beroep op gedaan bij haar aanvraag. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor het indienen van de juiste aanvraag en er is geen verplichting voor verweerder om eiseres hierin te adviseren. De beroepsgronden slagen niet.
Hoorplicht
6.4
Tot slot oordeelt de rechtbank dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Van het horen in bezwaar mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. In dit geval doet een dergelijke situatie zich voor. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende toegelicht waarom de door eiseres ingediende stukken niet kunnen leiden tot een andere uitkomst van het RVO advies. Daarvoor heeft eiseres te weinig punten gescoord in dat advies. De beroepsgrond slaagt niet.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is ongegrond.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [3] .
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen verzet of hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:138.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:174.
3.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).