ECLI:NL:RBDHA:2023:6544
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een vreemdeling met een strafrechtelijk verleden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 21 november 2022, waarbij hem de verplichting werd opgelegd om te verblijven in een bepaalde gemeente, op basis van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen rechtmatig verblijf heeft en dat de vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd omdat hij een gevaar voor de openbare orde vormt. Dit gevaar is onderbouwd door eerdere veroordelingen van de eiser voor strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en vuurwapenhandel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de openbare orde en dat er geen minder belastend alternatief beschikbaar is.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de stelling dat de maatregel in strijd is met de Terugkeerrichtlijn en het verbod van willekeur, verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgelegde maatregel proportioneel is en dat de belangen van de eiser niet opwegen tegen de noodzaak van de maatregel. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.