Overwegingen
1. Eiser 1 is geboren op [geboortedatum] 1981. Zijn echtgenote, eiseres is geboren op [geboortedatum] 1980. Eiser 2, zoon [eiser 2] is geboren op [geboortedatum] 2004. De minderjarige kinderen van eiser 1 en eiseres zijn geboren op [geboortedatum] 2012 en [geboortedatum] 2013. Eiser 1, eiser 2 en eiseres hebben de Colombiaanse nationaliteit. De minderjarige kinderen van eiser 1 en eiseres hebben de Chileense nationaliteit.
2. Voorafgaand aan deze procedure, te weten op 15 maart 2020, hebben eisers voor het eerst aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluiten van 28 mei 2021 en 31 mei 2021 heeft verweerder die aanvragen niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 omdat Chili voor eisers wordt beschouwd als veilig derde land. Aangenomen wordt dat zij een band hebben met Chili, omdat eisers tussen 2009 en 2020 in Chili hebben gewoond, en de minderjarige kinderen van eiser 1 en eiseres de Chileense nationaliteit hebben. Hierdoor wordt de band van eisers met dit land zodanig geacht, dat het voor hen redelijk is om naar dit land terug te gaan.
3. De tegen de besluiten van 28 mei 2021 en 31 mei 2021 ingestelde beroepen heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, bij uitspraak van 4 oktober 2021 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 november 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is het besluit van 4 februari 2021 onherroepelijk geworden.
4. Op 2 november 2021 hebben eisers opvolgende aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan de opvolgende aanvragen hebben eisers - op hoofdlijnen weergegeven - ten grondslag gelegd dat Chili voor hen geen veilig (derde) land is. Er is recentelijk een kopstuk van de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) opgepakt. Aan die aanhouding is uitgebreid aandacht besteed in de media. De AUC is actief in Chili waardoor zij eisers makkelijk zouden kunnen traceren. Eisers verwijzen naar een aantal (onvertaalde) artikelen. Verder zijn eisers in het bezit gekomen van een bewijs van aangifte van 7 oktober 2021 afgegeven door de Colombiaanse autoriteiten. Uit dit document blijkt de bedreiging door de AUC in Chili. Daarnaast blijkt uit dit document dat de familie van de zwager van eiser 1 in Colombia in juli 2021 bedreigd zijn door de AUC. Ook wordt in het overgelegde stuk een incident van 11 juli 2021 in Cali, Colombia benoemd. De zus van de zwager van eiser 1 heeft hiervan aangifte gedaan.
5. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de opvolgende aanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Volgens verweerder zijn aan die aanvragen geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag gelegd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de stukken onvertaald zijn aangeleverd. Niet valt in te zien dat er onvoldoende tijd zou zijn om de vertaling aan te leveren. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat in de eerdere procedure reeds door eisers is aangevoerd dat zij in Chili ook gevaar lopen van de zijde van de AUC. In de vorige procedure is overwogen dat eisers de bescherming in kunnen roepen van de Chileense autoriteiten. Uit de stukken blijkt niet dat de Chileense autoriteiten geen hulp kunnen of willen bieden. Uit de stukken blijkt juist dat de Chileense autoriteiten alert zijn op de komst van de el Golfo clan (UAC) in hun land.
Voor wat de bedreiging van 11 juli 2021 betreft heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van eisers is vastgesteld dat er sprake is van een veilig derde land, Chili. De problemen in Colombia worden om die reden niet aangemerkt als nieuw gebleken feiten of omstandigheden. Eisers dienen immers terug te keren naar Chili en niet naar Colombia.
6. Eisers zijn het niet eens met de niet-ontvankelijk verklaring van hun aanvragen. Eisers hebben aangevoerd dat zij pas op 26 februari 2022 de overgelegde stukken hebben ontvangen. Zij waren dan ook niet in staat om eerder in een vertaling te voorzien. Eisers hebben in de eerdere procedure afdoende aannemelijk gemaakt dat de Chileense autoriteiten geen hulp kunnen bieden. Aan eisers zijn zelfs financiële middelen verstrekt om hun vertrek uit Chili te bekostigen. Bovendien heeft DT&V aan eisers aangegeven dat zij dienen terug te keren naar Colombia. Dit staat haaks op het oordeel in het bestreden besluit. Tot slot zijn eisers van mening dat er onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van het kind bij het opleggen van het inreisverbod. Het inreisverbod geldt weliswaar niet voor de minderjarige kinderen maar wel voor de rest van het gezin. Eiseres zijn dan ook van mening dat dit een zware sanctie is. Het opleggen van een inreisverbod is niet proportioneel.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 niet-ontvankelijk kan worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijnindien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
9. De rechtbank overweegt dat uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de beoordeling van opvolgende asielaanvragen bestaat uit twee stappen. De eerste stap is de beoordeling van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Deze stap bestaat uit twee fasen. De eerste fase is het onderzoek of er nieuwe elementen of bevindingen zijn in verband met de behandeling van de vraag of de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Alleen als er nieuwe elementen of bevindingen zijn ten opzichte van de eerdere asielaanvraag, komt verweerder toe aan de tweede fase. De tweede fase is het onderzoek of de nieuwe elementen of bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Aan beide ontvankelijkheidsvereisten zoals genoemd in de eerste en tweede fase moet zijn voldaan, maar het Hof van Justitie benadrukt dat het gaat om afzonderlijke vereisten. Als aan de vereisten is voldaan, moet verweerder overgaan tot de tweede stap. Die houdt in dat de opvolgende asielaanvraag inhoudelijk wordt beoordeeld.
10. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers aangevoerd dat Colombia en Chili niet op de lijst van de Rijksoverheid van veilige landen staan. De gemachtigde verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch (NL21.10247) waarin wordt geoordeeld dat Chili geen veilig land is.
10.1. De rechtbank stelt vast dat eisers deze beroepsgrond eerst ter zitting naar voren hebben gebracht. Het betreft een geheel nieuwe beroepsgrond. Niet is gebleken dat eisers deze beroepsgrond redelijkerwijs niet eerder hadden kunnen aanvoeren. De rechtbank acht het in strijd met de goede procesorde om deze eerst ter zitting naar voren gebrachte beroepsgrond bij haar beoordeling te betrekken. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing laten.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de voornemens van 10 februari 2021, dat is ingelast in de in rechte vaststaande besluiten van 28 mei 2021 en 31 mei 2021, het gestelde gevaar in Chili voor eisers, al heeft beoordeeld en zich op het standpunt heeft gesteld dat Chili voor eisers een veilig derde land is. Eisers zijn er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de Chileense autoriteiten eisers niet kunnen of willen helpen met hun gestelde problemen. Verweerder heeft daarbij van belang mogen achten dat Chili partij is van onder meet het Vluchtelingenverdrag van 1951, het Antifolterverdrag en het Internationaal verdrag inzake burger- en politieke rechten, en dat, wanneer een persoon door de Chileense autoriteiten of de UNHCR in Chili is erkend als vluchteling, deze persoon een permanente verblijfsvergunning en bescherming kan krijgen. Bovendien blijkt uit de stukken dat de Chileense autoriteiten alert zijn op het bestaan van de del Golfo clan in hun land.
12. Ten aanzien van het gestelde incident in Cali, Colombia op 11 juli 2021 overweegt de rechtbank dat in de eerdere procedure is vastgesteld dat Chili voor eisers is aangemerkt als veilig derde land en dat eisers kunnen terugkeren naar Chili. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat om die reden de gestelde problemen in Cali niet als nieuw gebleken feiten of omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Het door eisers overgelegde Colombiaanse document betreft de Colombiaanse autoriteiten. Hiermee maken eisers niet aannemelijk dat eisers niet kunnen terugkeren naar Chili en dat Chili niet meer als veilig derde land voor hun kan gelden. Daarnaast is het gestelde incident van 11 juli 2021 reeds meegewogen in de vorige asielprocedure, ook om die reden wordt dit document niet gezien als nieuw element of bevinding.
13. Met betrekking tot eisers beroepsgrond dat DT&V heeft aangegeven dat
zij terug dienen te keren naar Colombia, overweegt de rechtbank dat deze beroepsgrond faalt. In deze procedure ligt de toetsing van de rechtmatigheid van het bestreden besluit voor en een terugkeerbesluit is daarvan geen onderdeel. Dit debat valt, zoals ook ter zitting door de gemachtigde van eisers erkend, daarom buiten de omvang van het geding.
14. De slotsom van al het voorgaande is dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een nieuw element of bevinding zoals bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Het betoog van eisers slaagt niet.
15. Voor zover eisers het er niet mee eens zijn dat verweerder aan hen een inreisverbod heeft opgelegd, overweegt de rechtbank dat in artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, voor zover hier van belang, is bepaald dat verweerder een inreisverbod uitvaardigt tegen de vreemdeling die Nederland niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten.
Nu al bij besluiten van 28 mei 2021 en 31 mei 2021 tegen eisers een terugkeerbesluit is uitgevaardigd en daarbij is aangegeven dat eisers Nederland binnen vier weken dienen te verlaten en niet gebleken is dat eisers aan die terugkeerverplichting hebben voldaan, heeft verweerder terecht aan hen een inreisverbod opgelegd.
16. Ten aanzien van eisers stelling dat bij het opleggen van het inreisverbod onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de beide minderjarige kinderen, is de rechtbank eveneens van oordeel dat de beroepsgrond faalt. Uit het bestreden besluit blijkt allereerst dat er geen inreisverbod is opgelegd aan de minderjarige kinderen. Eisers hebben niet nader gemotiveerd op welke manier geen rekening zou zijn gehouden met de belangen van de minderjarige kinderen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
17. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.