In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduren van een maatregel van bewaring tegen een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd op 7 maart 2023 op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 28 april 2023 gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden en dat de beoordeling nu alleen betrekking heeft op de periode na 15 maart 2023. De rechtbank heeft verweerder verzocht om informatie over de voortgang van de uitzetting van eiser. Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waaruit blijkt dat eisers asielaanvraag op 23 maart 2023 is afgewezen en dat eiser beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing. Eiser heeft echter niet gereageerd op de voortgangsrapportage, wat de rechtbank ertoe bracht te concluderen dat er geen aanleiding was om het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op basis van de a-grond rechtmatig is, omdat de identiteit van eiser niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel niet meer op de b-grond kan worden gebaseerd, nu er een besluit op de asielaanvraag is genomen, en dat de c-grond ook niet van toepassing is. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.