ECLI:NL:RBDHA:2023:6694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduren van een maatregel van bewaring tegen een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd op 7 maart 2023 op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 28 april 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden en dat de beoordeling nu alleen betrekking heeft op de periode na 15 maart 2023. De rechtbank heeft verweerder verzocht om informatie over de voortgang van de uitzetting van eiser. Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waaruit blijkt dat eisers asielaanvraag op 23 maart 2023 is afgewezen en dat eiser beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing. Eiser heeft echter niet gereageerd op de voortgangsrapportage, wat de rechtbank ertoe bracht te concluderen dat er geen aanleiding was om het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op basis van de a-grond rechtmatig is, omdat de identiteit van eiser niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel niet meer op de b-grond kan worden gebaseerd, nu er een besluit op de asielaanvraag is genomen, en dat de c-grond ook niet van toepassing is. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12277

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a (de a-grond) [1] , b (de b-grond) [2] en c (de c-grond) [3] , van de Vw [4] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop niet gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 28 april 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1977 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 21 maart 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [5] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 15 maart 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. De rechtbank heeft verweerder verzocht om inlichtingen te geven over de voortgang van de voorbereiding van de uitzetting van eiser. Verweerder heeft de voortgangsrapportage op 24 april 2023 overgelegd. Hierin staat dat eisers asielaanvraag op 23 maart 2023 is afgewezen. Eiser heeft op 27 maart 2023 beroep tegen deze beslissing ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Ten tijde van het sluiten van het onderzoek was nog geen uitspraak gedaan. Uit het voortgangsverslag blijkt verder dat verweerder op 23 maart 2023 een LP [6] -aanvraag heeft ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en op 6 april 2023 een rappel heeft verzonden. Daarnaast heeft verweerder op 28 maart 2023 en 20 april 2023 vertrekgesprekken met eiser gevoerd.
5. Bij bericht van 24 april 2023 heeft de rechtbank aan eiser meegedeeld dat hij na ontvangst van de voortgangsrapportage, hierop uiterlijk op de tweede volle werkdag, vóór 23:59 uur kan reageren. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft gereageerd op de voortgangsrapportage. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten.
6. In de door de verweerder verstrekte gegevens ziet de rechtbank evenmin aanleiding om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat niet aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van deze maatregel is voldaan. [7] Ten aanzien van de grondslagen waarop verweerder de maatregel heeft gebaseerd wordt overwogen dat deze rechtbank en zittingsplaats eerder heeft geoordeeld dat eiser in bewaring kon worden gesteld op basis van de a-grond, omdat eisers identiteit niet kon worden vastgesteld. Niet is gesteld of gebleken dat eiser zijn identiteit sindsdien aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft inmiddels een besluit genomen op eisers asielaanvraag, maar de bewaring kan op deze grondslag tijdens de rechtsmiddelentermijn worden voortgezet. [8] Nu verweerder een besluit op de asielaanvraag heeft genomen, kan de maatregel van bewaring niet meer worden gebaseerd op de b-grond. [9] Verder heeft deze rechtbank en zittingsplaats in haar vorige uitspraak al geoordeeld dat de maatregel van bewaring ook niet kan worden gebaseerd op de c-grond. [10] Het voorgaande leidt niet tot een onrechtmatige voortduring van de maatregel van bewaring, omdat de maatregel ook is gebaseerd op de a-grond.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 59b, eerste lid aanhef en onder a, van de Vw.
2.Artikel 59b, eerste lid aanhef en onder b, van de Vw.
3.Artikel 59b, eerste lid aanhef en onder c, van de Vw.
4.Vreemdelingenwet 2000.
6.Laissez-passer.
7.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3442.
9.In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1710.
10.De uitspraak van 21 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3984.