ECLI:NL:RBDHA:2023:6720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
NL23.1567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Koerd uit Turkije met politieke overtuiging en onjuist toetsingskader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Koerd uit Turkije, heeft een asielaanvraag ingediend op basis van politieke overtuiging en vreest voor vervolging bij terugkeer naar Turkije. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, maar eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 13 april 2023 heeft eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij in Turkije te maken heeft gehad met discriminatie en geweld vanwege zijn etniciteit en politieke activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd bij de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte de sterkte van eisers politieke overtuiging heeft beoordeeld, wat in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte toepassing van het toetsingskader in asielprocedures, vooral voor personen die behoren tot risicogroepen zoals HDP-activisten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1567

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 22 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Koç. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Turkse nationaliteit te hebben.
2. Op 18 april 2022 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Eiser heeft aan deze asielaanvraag, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat hij Turkije heeft verlaten omdat hij daar als Koerd te maken heeft met discriminatie. Daarnaast is hij in juni 2021 aangevallen, waardoor eiser vreest voor bloedwraak. Tot slot stelt eiser dat hij heeft deelgenomen aan bijeenkomsten van de HDP en op sociale media opmerkingen onder HDP-berichten heeft geplaatst.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Discriminatie wegens Koerdische etniciteit;
- Politieke activiteiten;
- Aanval na demonstratie;
- Bloedwraakvete;
- Aanval in Istanbul in juni 2021.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst, de discriminatie wegens zijn Koerdische etniciteit en zijn deelname aan demonstraties van de HDP geloofwaardig geacht, maar de andere relevante elementen niet. Verweerder acht het echter niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Turkije heeft te vrezen voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiser wegens discriminatie dusdanige ernstige beperkingen ervaart dat hij daardoor onmogelijk kan functioneren op maatschappelijk en sociaal vlak. Volgens verweerder is geen sprake van een fundamentele politieke overtuiging en is ook niet gebleken van enige geringe indicaties van vervolging.
5. Eiser stelt hiertegen in beroep dat verweerder een onjuist toetsingskader heeft toegepast. Hij verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling [2] van 16 februari 2022. [3] Verweerder heeft ten onrechte de sterkte van de politieke overtuiging beoordeeld. Ook stelt eiser dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de problemen die hij heeft ondervonden met de Turkse autoriteiten. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije van maart 2022 blijkt dat veel sprake is van willekeur bij de vervolging van HDP-sympathisanten en dat er meerdere indicatoren zijn die kunnen leiden tot negatieve belangstelling van de autoriteiten. Zo kan het bijwonen van HDP bijeenkomsten en demonstraties en het plaatsen van berichten op social media al reden zijn voor vervolging. Eiser voldoet aan deze indicatoren. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Turkije geen risico loopt op vervolging.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder eerst de sterkte van eisers politieke overtuiging getoetst en beoordeeld of deze fundamenteel van aard is. Verweerder heeft ter zitting vermeld dat dit ten onrechte is gedaan. Daarom is tussen partijen niet meer in geschil dat verweerder, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2022, een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd in het besluit. De beroepsgrond van eiser slaagt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [4]
7. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank al wel een oordeel geven over de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden.
8. Niet in geschil is dat eiser in Turkije politieke activiteiten heeft verricht. Hij is een HDP-activist en behoort tot een in het landenbeleid aangewezen risicogroep. [5] In geschil is of eiser, gelet op het voorgaande, bij terugkeer naar Turkije een gegronde vrees voor vervolging heeft.
9. Op grond van paragraaf C2/3.2 van de Vc kan een vreemdeling die behoort tot een risicogroep, indien er sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, met geringe indicaties aannemelijk maken dat zijn problemen die verband houden met één van de vervolgingsgronden leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. Het individualiseringsvereiste blijft daarbij van toepassing.
10. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet heeft voldaan aan het hiervoor vermelde individualiseringsvereiste. In het Algemeen Ambtsbericht Turkije van maart 2022 is een opsomming weergegeven van indicatoren die kunnen leiden tot de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten. Het enkele feit dat eiser voldoet aan twee van deze indicatoren, maakt niet meteen dat sprake is van een individuele indicatie van vervolging. In datzelfde ambtsbericht wordt namelijk vermeld dat de opgesomde indicatoren niet bij alle HDP-activisten leidden tot persoonlijke problemen met de Turkse autoriteiten. Eiser dient dus nog steeds aannemelijk te maken dat hij persoonlijk in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten staat.
11. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet met geringe indicaties aannemelijk heeft gemaakt dat zijn geloofwaardig geachte politieke activiteiten leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. Dat eisers deelname aan demonstraties van de HDP sinds 2013 geloofwaardig is geacht, maakt nog niet dat aannemelijk is dat eiser ook bij terugkeer problemen zal ondervinden. Niet is gebleken dat eiser ooit problemen heeft ondervonden naar aanleiding van zijn deelname aan de demonstraties.
12. Tijdens het nader gehoor is aan eiser gevraagd of hij ooit problemen heeft ondervonden door zijn deelname aan HDP demonstraties. Eiser heeft toen verklaard dat hij gediscrimineerd werd en zelfs een keer werd aangevallen. Hij heeft deze aanval vervolgens nader toegelicht. [6] Daarop doorvragend is aan eiser gevraagd of hij ooit problemen heeft ondervonden van de zijde van de autoriteiten vanwege zijn deelname aan HDP demonstraties. Hierop heeft eiser ‘nee’ geantwoord. [7] Aan eiser is ook, in meer algemene zin, gevraagd of hij ooit problemen heeft ondervonden van de zijde van de autoriteiten in uw land. Eiser heeft ook op deze vraag ‘nee’ geantwoord. [8] Tot slot is aan eiser gevraagd of hij ooit is mishandeld door de autoriteiten of door anderen in zijn land van
herkomst. Eiser heeft verklaard te zijn mishandeld door mensen die hem onbekend zijn. [9] Hij heeft in dit kader niets verklaard over een eventuele mishandeling van de zijde van de autoriteiten.
13. Later in het gehoor is aan eiser gevraagd of hij ooit is mishandeld door de autoriteiten of door anderen. Eiser verklaart dan over twee verschillende gebeurtenissen waarbij hij is mishandeld, één keer in 2018 en één keer in 2021. In 2018 is eiser mishandeld door dronken mensen toen hij aan het wandelen was bij de zee. In 2021 is eiser mishandeld door mensen die bloedwraak wilden of door Turken die hem hebben mishandeld omdat hij een Koerd is. Eiser heeft verklaard niet zeker te weten wie dit hebben gedaan. [10] In het aanvullend gehoor heeft eiser verklaard dat na afloop van de demonstratie iemand naar zijn huis is gekomen die tegen hem zei: ‘Jij komt van de demonstratie van HDP’, waarop eiser vervolgens in elkaar werd geslagen en werd uitgescholden. [11] Aan eiser is (opnieuw) gevraagd of hij wel eens problemen heeft ondervonden met de Turkse autoriteiten vanwege zijn deelname aan demonstraties. Daarop heeft eiser geantwoord dat de politie eiser en zijn vrienden bijna ging slaan en dat de politie hen mondeling heeft bedreigd na afloop van een
HDP demonstratie. Verweerder acht deze verklaring terecht tegenstrijdig met eisers eerdere verklaringen, nu eiser dit incident eerder niet heeft benoemd wanneer aan hem werd gevraagd of hij ooit eerder problemen heeft ondervonden vanwege zijn deelname aan demonstraties. Eiser heeft dit ook niet benoemd wanneer aan hem werd gevraagd of hij ooit is mishandeld door de autoriteiten of door anderen.
14. Verder heeft eiser verklaard nooit hulp te hebben gezocht voor zijn gestelde problemen, omdat hij verwacht gediscrimineerd te worden door de Turkse autoriteiten. Van eiser mag verwacht worden dat als hij aangevallen en bedreigt wordt, hij een poging waagt om hulp te zoeken bij de autoriteiten. Nu is enkel sprake van een vermoeden dat de Turkse autoriteiten hem niet zullen helpen.
15. Het enkele feit dat de oom van eiser zich in het verleden verkiesbaar heeft gesteld voor de HDP, maakt ook niet dat eiser bij terugkeer naar Turkije persoonlijke problemen zal krijgen met de Turkse autoriteiten. Niet is gebleken dat eisers oom zelf ooit problemen heeft ondervonden doordat hij zich verkiesbaar heeft gesteld, laat staan dat eiser hierdoor nog problemen zal ondervinden. Verweerder heeft dit daarom als zodanig niet hoeven aanmerken als geringe indicatie van vervolging. Tot slot heeft eiser ook legaal en zonder problemen Turkije kunnen uitreizen, wat ook geen aanknopingspunt biedt voor de conclusie dat eiser in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat.
16. Gelet op het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten. Niet is gebleken van individuele geringe indicaties waarmee eiser aannemelijk maakt dat hij bij terugkeer naar Turkije een gegronde vrees voor vervolging heeft.
17. Het beroep is gegrond, gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 6. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze
kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door
een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen
van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.647.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie hiervoor paragraaf C7/34.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). De IND merkt voor Turkije HDP-medewerkers, -leden, -activisten en -sympathisanten aan als risicogroep.
6.Pagina 12 van het rapport nader gehoor van 28 april 2022.
7.Pagina 12 van het rapport nader gehoor van 28 april 2022.
8.Pagina 20 van het rapport nader gehoor van 28 april 2022.
9.Pagina 20 van het rapport nader gehoor van 28 april 2022.
10.Pagina 20 en 21 van het rapport nader gehoor van 28 april 2022.
11.Pagina 8 van het rapport aanvullend gehoor van 13 mei 2022.