ECLI:NL:RBDHA:2023:676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.26075 en NL22.26076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening wegens ongeloofwaardige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die asiel heeft aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend omdat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Irak, waar hij problemen heeft ondervonden vanwege een relatie met een meisje van een andere stam. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over de problemen die hij heeft ervaren ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende concrete en gedetailleerde informatie heeft verstrekt over zijn relatie met het meisje en de bijbehorende problemen. De verklaringen van de eiser over de bedreigingen en het huwelijksaanzoek werden als te summier en vaag beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser niet in staat was om voldoende informatie te geven over het conflict tussen de stammen, wat cruciaal is voor zijn asielverhaal.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en heeft het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.26075 en NL22.26076
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A de Graaf).

ProcesverloopBij besluit van 15 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL22.26075). Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (NL22.26076).
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig A. Toma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend omdat hij ervoor vreest bij terugkeer in Irak te worden vermoord. Hij heeft in Irak een relatie gehad met een meisje (hierna: [A]) van een andere stam en haar ten huwelijk gevraagd. De familie van [A] is fel tegen de relatie, omdat de stammen problemen hebben met elkaar. Eiser zou als gevolg van het huwelijksaanzoek zijn beschoten en bedreigd. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen en hem een inreisverbod opgelegd voor twee jaar. Verweerder vindt de verklaringen van eiser over zijn gestelde problemen vanwege de relatie met [A] ongeloofwaardig. Verweerder werpt onder meer tegen dat eiser te summier heeft verklaard over (zijn relatie met) [A], dat hij te weinig weet over het conflict tussen de stammen en dat hij vaag en niet concreet heeft verklaard over de bedreigingen.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser vindt dat verweerder zijn verklaringen ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Het betoog van eiser komt er in de kern op neer dat hij consistent en naar zijn beste kunnen heeft verklaard. Over veel dingen weet eiser simpelweg niet meer en van hem kan niet worden verwacht daarover tot in detail te verklaren. Zo heeft hij bijvoorbeeld uitgelegd dat hij niet precies weet wie hem heeft beschoten en dat hij niet veel weet over het conflict tussen de stammen. Tot slot wijst eiser erop dat hij littekens heeft die zijn verhaal onderbouwen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Herhaling zienswijze in beroep
3. De rechtbank overweegt als eerste dat het enkele herhalen en inlassen van de zienswijze niet leidt tot een gegrond beroep, nu niet is aangegeven op welk punt de reactie van verweerder op de zienswijze onvoldoende is. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [2] .
De gestelde problemen vanwege de relatie met [A]
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers verklaringen over de problemen vanwege de relatie met [A] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Eiser heeft verklaard dat hij drie of vier jaar een relatie met [A] heeft gehad, dat zij hele dagen samen hebben doorgebracht en dat zij van plan waren om met elkaar te trouwen. Gevraagd naar wat eiser leuk vindt aan [A], volstaat hij met de verklaring dat [A] mooi en aardig is. Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser hiermee te summier heeft verklaard over (zijn relatie met) [A], zeker in het licht van de duur de relatie en hun trouwplannen. De stelling van eiser dat hij nooit eerder onder woorden heeft hoeven brengen wat hij van [A] vindt, maakt het voorgaande niet anders. Zelfs van iemand die niet gewend is hierover te spreken, heeft verweerder mogen verwachten dat hij iets meer kan vertellen over wat hem aantrok in [A].
Verweerder heeft verder kunnen tegenwerpen dat eiser heeft verklaard bijna niets te weten over het conflict tussen de twee stammen. Zoals verweerder niet ten onrechte stelt, mag van eiser worden verwacht dat hij hier meer over weet te verklaren, nu dit over de kern van zijn asielrelaas gaat. De enkele stelling van eiser dat dit een langlopend conflict is waar jonge mensen niet veel over weten, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. In de zienswijze heeft eiser aangegeven dat hij vermoedt dat het conflict met water en grond te maken heeft, maar ook dit heeft verweerder vaag en summier kunnen vinden. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat van eiser had mogen worden verwacht dat hij zou hebben geprobeerd iets meer te weten te komen over het conflict tussen de stammen, aangezien dit conflict volgens hem de oorzaak is van zijn problemen.
Verweerder heeft verder opmerkelijk kunnen vinden dat eisers vader uiteindelijk makkelijk instemde om namens eiser een huwelijksaanzoek te doen. De vader van eiser was immers tegen het huwelijk en heeft volgens eiser gezegd dat het een schande zou zijn als hij met iemand van de andere stam zou trouwen. Verweerder heeft het ook opmerkelijk kunnen vinden dat eiser niet kan verklaren op welke manier en via welke kennis zijn vader het huwelijksaanzoek heeft gedaan.
Verweerder heeft ook van belang kunnen achten dat eiser onvoldoende concreet heeft verklaard over de gestelde bedreigingen. Eiser heeft verklaard dat hij twee keer is bedreigd en daarna zelfs is beschoten. Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser niet kan verklaren wie deze bedreigingen heeft geuit. Verder heeft verweerder kunnen stellen dat eisers verklaring dat hij door de andere stam is beschoten vanwege het huwelijksaanzoek, alleen is gebaseerd op vermoedens.
Dat eiser de naam van [A] op zijn borst zou hebben getatoeëerd, maakt ten slotte niet dat verweerder de relatie en de problemen wel geloofwaardig had moeten vinden. Eiser heeft de tatoeage op zitting laten zien. De naam die getatoeëerd is (“[B]”), komt niet overeen met de naam [A]. Eiser heeft op zitting toegelicht dat mensen in zijn herkomstgebied meestal bekend zijn onder verschillende namen . Deze stelling is door eiser echter niet onderbouwd en bovendien is niet duidelijk onder welke omstandigheden eiser de tatoeage heeft laten zetten.
Wat is de conclusie?
4. Gelet op het voorgaande komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
5. Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
6. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169.