ECLI:NL:RBDHA:2023:676
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening wegens ongeloofwaardige verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die asiel heeft aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend omdat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Irak, waar hij problemen heeft ondervonden vanwege een relatie met een meisje van een andere stam. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over de problemen die hij heeft ervaren ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende concrete en gedetailleerde informatie heeft verstrekt over zijn relatie met het meisje en de bijbehorende problemen. De verklaringen van de eiser over de bedreigingen en het huwelijksaanzoek werden als te summier en vaag beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser niet in staat was om voldoende informatie te geven over het conflict tussen de stammen, wat cruciaal is voor zijn asielverhaal.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en heeft het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.