ECLI:NL:RBDHA:2023:6791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
NL23.1217
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit meerdere personen met verschillende V-nummers, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep is voortgekomen uit het feit dat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 7 oktober 2021 ingediend, en volgens de wet had verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eisers hebben verweerder op 4 november 2022 in gebreke gesteld, maar hebben meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen een termijn van acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Dit is gedaan om recht te doen aan zowel de belangen van eisers als de noodzaak voor verweerder om zorgvuldig te kunnen besluiten. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vergoed, tot een bedrag van € 418,50, omdat zij juridische bijstand hebben ingeschakeld voor het indienen van hun beroepschrift.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. E.E.M. van Abbe en is openbaar gemaakt op 7 maart 2023. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van een zorgvuldige besluitvorming en om de rechten van de eisers te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1217
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1],
[eiseres 1] , [eiseres 2] , [eiser 2] , [eiser 3] ,tezamen eisers
V-nummer: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] , [V-nummer 3] , [V-nummer 4] en [V-nummer 5]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eisers ontvankelijk en gegrond?
3. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 7 oktober 2021. Verweerder moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Eisers hebben verweerder op 4 november 2022, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
4. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk gegrond en ontvankelijk.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
5. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.4 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.5
6. Verweerder verzoekt in het verweerschrift, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 juli 20206, om aan te sluiten bij het zogenoemde 8+8-wekenmodel voor het nemen van een besluit. Omdat eisers reeds zijn gehoord verzoekt verweerder de rechtbank om op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een beslistermijn van acht weken op te leggen.
7. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eisers bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van acht weken. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat verweerder nog een voornemen moet nemen en dat eisers daarop vervolgens nog hun zienswijze mogen geven, voordat verweerder een besluit neemt. De rechtbank verwijst daarbij ook naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 juli 20207.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
8. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (hierna: Tijdelijke wet) bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in een uitspraak van 30 november 20228 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.9
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder
4 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb
9 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag,
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.