ECLI:NL:RBDHA:2023:6797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
NL23.6114 en NL23.6115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige leeftijdsregistratie bij asielaanvraag van een Somalische minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een Somalische eiseres die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres had eerder in Oostenrijk een verzoek om internationale bescherming ingediend en had later in Nederland een asielaanvraag ingediend. De rechtbank oordeelde dat de leeftijdsschouw die door de Koninklijke Marechaussee (KMar) was uitgevoerd, onvolledig was. Er had slechts één sessie plaatsgevonden in plaats van de vereiste twee sessies, wat leidde tot een onzorgvuldige leeftijdsregistratie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in strijd met zijn eigen beleid had gehandeld door niet deugdelijk toe te lichten waarom er van de vereiste procedure was afgeweken. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de nieuwe informatie van eiseres in overweging moest worden genomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat het beroep gegrond was verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.6114 (beroep)
NL23.6115 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. Aly).

Procesverloop

In het besluit van 28 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden haar uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn samen op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en tolk [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

De achtergrond van het geschil
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum 2] 2005 en de Somalische nationaliteit te hebben. Gebleken is dat eiseres op 31 augustus 2020 in Oostenrijk een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op 15 november 2022 heeft eiseres een asielaanvraag in Nederland ingediend.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 11 januari 2023 bij Oostenrijk een verzoek om terugname gedaan. Oostenrijk heeft hierop niet tijdig gereageerd, waardoor sinds 25 januari 2023 de verantwoordelijkheid van Oostenrijk vaststaat op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een onvolledige leeftijdsschouw heeft verricht waardoor er sprake is van een onzorgvuldige leeftijdsregistratie. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel komt.
Heeft verweerder zorgvuldig de leeftijd van eiseres geregistreerd?
4.1
Volgens paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), voor zover thans van belang, vindt bij een alleenstaande minderjarige vreemdeling die zijn minderjarigheid niet met authentieke identiteitsdocumenten kan aantonen, tijdens de aanmeldfase een leeftijdsschouw plaats. De leeftijdsschouw bestaat uit twee sessies die de volgende samenstelling hebben:
– een sessie met één ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen en één sessie met twee medewerkers van de IND [2] , dan wel;
– een sessie met twee ambtenaren belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen en één sessie met één medewerker van de IND.
De medewerkers beoordelen per sessie onafhankelijk van de andere sessie of er sprake is van:
– evidente meerderjarigheid op basis van uiterlijke kenmerken en verklaringen van de vreemdeling die stelt minderjarig te zijn;
– evidente minderjarigheid op basis van uiterlijke kenmerken en verklaringen van de vreemdeling die stelt meerderjarig te zijn, of;
– twijfel over de opgegeven leeftijd.
Per sessie zien de ambtenaren de vreemdeling apart van de andere sessie en elke sessie trekt een eigen conclusie. Er dient unaniem, dat wil zeggen door beide sessies, geoordeeld te zijn om tot evidente meerder- of minderjarigheid te kunnen concluderen.
4.2
Ook uit verweerders Werkinstructie (WI) 2018/19 volgt dat iedere gestelde alleenstaande minderjarige vreemdeling, die zijn gestelde minderjarigheid niet kan aantonen met bewijsmiddelen, bij binnenkomst wordt geschouwd. En ook blijkens WI 2018/19 bestaat deze leeftijdsschouw uit twee sessies en kan op twee manieren plaatsvinden, namelijk:
- één sessie met 1 medewerker van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM)/Koninklijke Marechaussee (KMar) en één sessie met 2 medewerkers van de IND, dan wel;
- één sessie met 2 medewerkers van AVIM/KMar en één sessie met 1 medewerker van de IND.
De ambtenaren zien de vreemdeling apart van elkaar en trekken elk hun eigen conclusie. Er dient unaniem geoordeeld te zijn om tot evidente meerder- of minderjarigheid te kunnen concluderen.
De rechtbank ziet geen reden om dit beleid en deze werkwijze onredelijk of onjuist te vinden.
4.3
Zoals ter zitting ook is geconstateerd, is er in dit geval alleen een sessie van de KMar geweest en geen tweede sessie van de IND. Er heeft dus geen leeftijdsschouw plaatsgevonden zoals vastgelegd in C1/2.1 van de Vc en WI 2018/19. Hiermee heeft verweerder in strijd met zijn eigen beleid gehandeld, omdat er geen twee (onafhankelijke) sessies hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft gesteld dat afgezien kon worden van een sessie omdat was gebleken dat eiseres als meerderjarig is geregistreerd in Oostenrijk. Uit WI 2018/19 en de Vc volgt echter niet dat verweerder kan volstaan met één sessie en daarmee met een onvolledige leeftijdsschouw als de vreemdeling in een andere lidstaat is geregistreerd als meerderjarig. Het standpunt van verweerder ter zitting dat dit mogelijk was omdat de verklaringen van eiseres niet opwegen tegen de meerderjarige registratie van eiseres in Oostenrijk omdat er geen originele documenten zijn overgelegd, doet aan het voorgaande niets af. Verweerder heeft hiermee niet deugdelijk toegelicht waarom hij is afgeweken van zijn beleid en waarom dat in dit geval op zijn plaats zou zijn geweest. De rechtbank concludeert daarom dat verweerders besluitvorming onzorgvuldig is geweest en dat verweerder onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht en gemotiveerd dat eiseres evident meerderjarig is. De beroepsgrond slaagt.
5. Eiseres heeft in beroep alsnog kopieën van een nieuw opgemaakte geboorteakte en identiteitsverklaring overgelegd. Verweerder heeft ter zitting kanttekeningen geplaatst bij deze stukken. De rechtbank acht het passend als verweerder die stukken bij het nemen van een nieuw besluit betrekt bij zijn besluitvorming.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dit niet zorgvuldig is genomen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
7. Omdat de rechtbank nu beslist over het beroep van eiseres en het bestreden besluit vernietigt, is er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Proceskosten
8. Bij deze beslissingen dient verweerder de door eiseres gemaakte proceskosten te vergoeden. Deze kosten bedragen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Immigratie- en Naturalisatiedienst.