ECLI:NL:RBDHA:2023:681

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.7847, NL22.26406 en NL22.26407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en betrokkenheid bij separatistische organisatie in Nigeria

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die vreesde voor vervolging in Nigeria vanwege zijn actieve lidmaatschap van een separatistische organisatie. Eiser had eerder drie asielaanvragen ingediend, waarbij hij steeds zijn homoseksualiteit als reden aanvoerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere aanvragen zijn afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid. Eiser heeft op 3 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, en op 16 december 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

De rechtbank heeft de beroepen en het verzoek op 5 januari 2023 behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk was, omdat de staatssecretaris inmiddels had beslist. Het beroep tegen het besluit van 16 december 2022 werd ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat eiser's verklaringen over zijn betrokkenheid bij de organisatie ongeloofwaardig waren. De rechtbank vond dat eiser onvoldoende had onderbouwd dat hij daadwerkelijk actief lid was van de organisatie en dat zijn verklaringen inconsistent waren met eerdere aanvragen.

De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding meer was voor een dergelijke voorziening na de uitspraak. Eiser werd in de proceskosten vergoed, maar het beroep met zaaknummer NL22.26406 werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen afzonderlijk belang meer was. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.7847, NL22.26406 en NL22.26407
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

ProcesverloopEiser heeft op 3 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag (NL22.7847).

Bij besluit van 16 december 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
Eiser heeft bij bericht van 20 december 2022 aangegeven dat hij het niet eens is met het besluit van 16 december 2022. Hij handhaaft zijn beroep.
Op 23 december 2022 heeft eiser daarnaast apart beroep ingesteld tegen het besluit van 16 december 2022 (NL22.26406). Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (NL22.26407).
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft de beroepen en het verzoek om een voorlopige voorziening op 5 januari 2023 op zitting behandeld.Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig L. Malovich. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft drie keer eerder een asielaanvraag ingediend. Aan die aanvragen heeft hij steeds ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Verweerder heeft de eerste aanvraag afgewezen omdat hij de gestelde geaardheid van eiser ongeloofwaardig vond. De twee opvolgende aanvragen heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser daar geen nieuwe elementen of bevindingen aan ten grondslag heeft gelegd. Al deze afwijzingen staan in rechte vast.
2. Eiser heeft nu voor een vierde keer asiel aangevraagd. Hij vreest in Nigeria te worden vermoord omdat hij actief betrokken is bij een separatistische organisatie (hierna: de organisatie) in Biafra, Nigeria. Eiser heeft bij zijn aanvraag een brief overgelegd van de Europese tak van de organisatie, een betalingsoverzicht waaruit zijn betrokkenheid moet blijken en verschillende foto’s van bijeenkomsten. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij niet geloofwaardig vindt dat eiser actief betrokken is bij de organisatie. Verweerder weegt zwaar mee dat eiser hier in zijn vorige procedures nooit iets over heeft gezegd, waardoor hij op dit punt tegenstrijdig heeft verklaard. Verder vindt verweerder de overgelegde stukken onvoldoende. Daarbij is onder meer van belang dat uit het betalingsoverzicht niet blijkt dat eiser daadwerkelijk geld heeft betaald aan de organisatie.
Wat vindt eiser in beroep?
3. De rechtbank gaat in het kader van de leesbaarheid hieronder apart in op wat eiser heeft aangevoerd over het beroep tegen het niet-tijdig beslissen en over het alsnog genomen besluit van 16 december 2022.
Wat is het oordeel van de rechtbank?

Het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen – NL22.7847

4. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb [2] wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken op 10 augustus 2021 en dat eiser verweerder bij brief van 23 maart 2022 in gebreke heeft gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiser op 3 mei 2022 beroep heeft ingesteld. De rechtbank stelt ook vast dat verweerder bij besluit van 16 december 2022 alsnog op eisers aanvraag heeft beslist.
4.2.
In reactie op het door verweerder genomen besluit van 16 december 2022 heeft eiser de rechtbank laten weten zijn beroep te handhaven. Hij heeft de rechtbank verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen, omdat verweerder te laat een beslissing heeft genomen op zijn aanvraag.
Conclusie
4.3.
Nu verweerder op eisers aanvraag heeft beslist, is het belang van eiser bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag komen te vervallen. Het beroep voor zover dat gericht is tegen niet-tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk.
4.4.
Nu de wettelijke beslistermijn door verweerder is overschreden en pas na overschrijding van deze termijn een besluit op de aanvraag van eiser is genomen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1/2). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Het beroep tegen het alsnog genomen besluit van 16 december 2022

5. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
5.1.
Eiser kan zich niet verenigen met het door verweerder genomen besluit. Verweerder is dan ook niet volledig aan het beroep van eiser tegemoetgekomen. Het beroep van eiser is daarom van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 16 december 2022.
5.2.
Eiser heeft tegen dit besluit ook afzonderlijk beroep ingesteld (NL22.26406). De door eiser in die beroepszaak ingediende gronden merkt de rechtbank aan als een aanvulling op het bij de rechtbank al ingediende beroep tegen het niet-tijdig beslissen.
Het standpunt van eiser
6. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig vindt dat hij actief betrokken is bij de organisatie. Verweerder kon op grond van eisers verklaringen en de overgelegde foto’s niet tot deze conclusie komen. Ten onrechte heeft verweerder aan de inhoud van de overgelegde brief geen waarde gehecht. Het enkele feit dat eiser niet eerder over zijn betrokkenheid bij de organisatie heeft verklaard, is hiervoor een onvoldoende uitleg. Van belang is dat de organisatie pas sinds kort als terroristische organisatie is aangemerkt door de Nigeriaanse autoriteiten. Dat is een reden waarom eiser hier nu pas iets over heeft verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden dat eiser opkomt voor de rechten van de mensen van Biafra en een actief lid is van de organisatie. Vast staat dat eiser al vanaf 2014 in Nederland is, al drie eerdere asielaanvragen heeft gedaan en hierover nooit iets heeft verklaard. Toch zou hij al sinds 2006 actief zijn in de strijd voor Biafra en vanwege deze activiteiten zijn beschoten, gearresteerd en gedetineerd. De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het in grote mate afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas dat hij nu pas voor het eerst hierover verklaart. Verweerder heeft in dit kader ook kunnen tegenwerpen dat eiser verschillende verklaringen heeft gegeven over waarom hij hier nu pas over verklaart. In het gehoor heeft eiser als reden gegeven dat de organisatie bij zijn eerdere aanvragen nog niet als terroristische organisatie was aangemerkt. Later in het gehoor verklaart eiser dat hij niet eerder over zijn betrokkenheid bij de organisatie heeft verklaard omdat dit niet kon zonder toestemming van de autoriteiten in Biafra en de organisatie. In beroep en op zitting is tot slot nog als reden gegeven dat eiser dit asielmotief bewust achter heeft gehouden om het bij zijn eerste aanvragen alleen over zijn geaardheid te hebben en zo zijn kansen te spreiden.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze redenen niet ten onrechte onvoldoende overtuigend heeft geacht. Zoals verweerder in de besluitvorming heeft gemotiveerd, mag van eiser worden verwacht dat hij (direct) alle relevante zaken naar voren brengt in zijn asielaanvraag. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat aan eiser in alle drie de voorgaande procedures is verteld dat alles wat hij verklaart vertrouwelijk wordt behandeld door verweerder. Zeker gezien de problemen die eiser zegt te hebben ondervonden vanwege zijn lidmaatschap van de organisatie, valt niet in te zien dat hij hierover niets heeft gezegd in de eerdere procedures. Verder is van belang dat de organisatie al sinds 2017, dus ook ten tijde van eisers derde asielaanvraag, als terroristische organisatie is aangemerkt door de Nigeriaanse autoriteiten.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarnaast de verklaringen van eiser over zijn politieke overtuiging vaag en summier heeft kunnen vinden. Verweerder heeft onvoldoende kunnen vinden dat eiser als uitleg voor zijn betrokkenheid bij de organisatie heeft volstaan met de verklaring dat hij voor vrijheid op wil komen. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet kan duiden waarom hij daadwerkelijk politiek actief zou zijn geworden. Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser onvoldoende heeft verklaard over hoe hij in aanraking is gekomen met de organisatie, nu eiser hierover alleen heeft gezegd dat hij via Radio Biafra motivatie kreeg om zich in te zetten voor de vrijheid. Verweerder heeft tot slot kunnen tegenwerpen dat eiser onvoldoende heeft verklaard over de risico’s van zijn betrokkenheid, nu hij enerzijds heeft verklaard dat hij niet nadacht over de risico’s terwijl hij ook verklaart dat er al miljoenen mensen verloren zijn gegaan.
7.2.
Verweerder heeft zich ten slotte niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de overgelegde documenten niet maken dat eisers asielrelaas ondanks de ontoereikende verklaringen toch geloofwaardig wordt bevonden. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat op de foto’s is te zien dat eiser wel eens bij bijeenkomsten van de organisatie is geweest, maar dat hieruit nog niet blijkt dat eiser ook daadwerkelijk actief lid is van de organisatie. Over de brief heeft verweerder op zitting onbetwist gesteld dat deze op verzoek van eiser is opgesteld. Tot slot blijkt uit het betalingsoverzicht niet dat eiser daadwerkelijk betalingen heeft gedaan aan Radio Biafra.
Conclusie
8. Het beroep voor zover dat gericht is tegen het alsnog genomen besluit van 16 december 2022 is gelet op het voorgaande ongegrond.

Het beroep met zaaknummer NL22.26406

9. Nu de beroepsgronden van eiser tegen het besluit van 16 december 2022 al in de zaak NL22.7847 zijn behandeld, heeft eiser bij de behandeling van het beroep met zaaknummer NL22.26406 geen afzonderlijk belang meer. Om die reden verklaart de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk.
10. Verweerder hoeft hiervoor geen proceskosten te vergoeden.

Het verzoek om een voorlopige voorziening - NL22.26407

11. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
12. Verweerder hoeft hiervoor geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL22.7847 voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers aanvraag niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL22.7847 voor zover het is gericht tegen het alsnog genomen besluit van 16 december 2022 ongegrond;
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL22.26406 niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover dat ziet op de beroepen, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Algemene wet bestuursrecht.