In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die vreesde voor vervolging in Nigeria vanwege zijn actieve lidmaatschap van een separatistische organisatie. Eiser had eerder drie asielaanvragen ingediend, waarbij hij steeds zijn homoseksualiteit als reden aanvoerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere aanvragen zijn afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid. Eiser heeft op 3 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, en op 16 december 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen en het verzoek op 5 januari 2023 behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk was, omdat de staatssecretaris inmiddels had beslist. Het beroep tegen het besluit van 16 december 2022 werd ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat eiser's verklaringen over zijn betrokkenheid bij de organisatie ongeloofwaardig waren. De rechtbank vond dat eiser onvoldoende had onderbouwd dat hij daadwerkelijk actief lid was van de organisatie en dat zijn verklaringen inconsistent waren met eerdere aanvragen.
De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding meer was voor een dergelijke voorziening na de uitspraak. Eiser werd in de proceskosten vergoed, maar het beroep met zaaknummer NL22.26406 werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen afzonderlijk belang meer was. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.