ECLI:NL:RBDHA:2023:6886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
NL23.3875
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling op een zitting. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft dit gedaan op 19 december 2022, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

De rechtbank verwijst naar artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel binnen zes maanden na ontvangst een besluit moet worden genomen. De beslistermijn kan worden verlengd onder bepaalde omstandigheden, zoals in dit geval met het besluit WBV 2022/22. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser onder dit besluit valt en dat de Staatssecretaris uiterlijk op 29 juni 2023 had moeten beslissen.

Eiser betwist dat de beslistermijn geldig is verlengd, maar de rechtbank volgt dit standpunt niet en verwijst naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 14 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3875
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) bepaalt dat op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit moet worden genomen. De beslistermijn na
een Dublin-claim vangt op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw aan op de datum dat wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
4. De rechtbank stelt vast dat de Italiaanse autoriteiten het claimverzoek van verweerder op 29 september 2021 geaccepteerd hebben. In de brief van 14 juni 2022 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat het claimverzoek dat in het kader van de Dublinverordening is ingediend bij de autoriteiten van Italië wordt ingetrokken, omdat de uiterste
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
overdrachtstermijn is verstreken. Daarmee is Nederland op 29 maart 2022 verantwoordelijk geworden voor de asielaanvraag van eiser en is zijn aanvraag opgenomen in de nationale procedure. De beslistermijn zou daarmee in beginsel op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw op 29 september 2022 eindigen.
5. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 29 juni 2023 op de aanvraag moet beslissen.
6. Eiser heeft verweerder op 19 december 2022, ontvangen op 20 december 2022, in gebreke gesteld. De termijn waarbinnen verweerder op aanvraag van eiser moet beslissen was dus nog niet verstreken op het moment dat eiser de ingebrekestelling indiende. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Er is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. Voor zover eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw en van mening is dat verweerder met de WBV 2022/224 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld, volgt de rechtbank dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.5 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van V.M. de Waard, griffier.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
4 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.