ECLI:NL:RBDHA:2023:693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
NL22.24923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de leeftijdsregistratie van een Eritrese asielzoeker in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Eritrese eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had op 14 april 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend en opgegeven dat zijn geboortedatum 2005 was. Echter, uit het Eurodac-systeem bleek dat hij op 6 november 2021 via Italië het grondgebied van de EU was binnengekomen, waar hij geregistreerd stond met een geboortedatum in 2002. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op zorgvuldige wijze de geboortedatum van de eiser heeft bepaald en voldoende gemotiveerd heeft waarom hij van deze leeftijd uitgaat. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de leeftijdsregistratie in Italië onjuist was, en dat de in beroep overgelegde foto van een onvertaalde geboorteakte onvoldoende was om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24923

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 13 december 2022 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend en op 27 december 2022 heeft eiser de gronden aangevuld. Het verzoek om een voorlopige voorziening staat geregistreerd onder het zaaknummer NL22.24924.
De staatsecretaris heeft op 4 januari 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak 22.24924, op 6 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat in het navolgende uit van de volgende feiten.
1.1
Eiser komt uit Eritrea. Hij heeft op 14 april 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend en daarbij opgegeven dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] 2005 is. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (hierna: AVIM) en Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) hebben afzonderlijk een leeftijdsschouw verricht, waarbij de AVIM heeft geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd en de IND heeft geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is.
1.2
Uit het Eurodac-systeem is gebleken dat eiser op 6 november 2021 via Italië illegaal het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. Navraag bij de Italiaanse autoriteiten leverde de volgende feiten op. Op 19 november 2021 zijn eisers vingerafdrukken afgenomen en geregistreerd. Hij heeft toen verklaard [naam] te heten en geboren te zijn op
[geboortedatum 2] 2002 .
1.3
De staatssecretaris is uitgegaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum van
[geboortedatum 2] 2002 en acht eiser meerderjarig.
1.4
Eiser heeft, om zijn gestelde geboortedatum aannemelijk te maken, een kopie van een geboorteakte overgelegd.
2. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
Leeftijd eiser
3. Eiser stelt dat de bepaling van zijn leeftijd op onzorgvuldige wijze is gebeurd en dat onvoldoende gemotiveerd is hoe de staatssecretaris tot zijn keuze is gekomen.
3.1
Eiser betoogt dat de staatssecretaris zonder nadere motivering niet op de conclusies uit de leeftijdsschouw door de AVIM en de IND af heeft mogen gaan. In dat kader stelt eiser dat niet duidelijk is waarop de twijfel over de leeftijd is gebaseerd en welke signalen, verklaringen of gedragingen tot die twijfel hebben geleid. Verder betoogt eiser dat bij de gehoren geen gebruikgemaakt is van een geschikte tolk.
3.2
Eiser meent daarnaast dat de staatssecretaris niet zomaar op de registratie in Italië af mag gaan. Eiser stelt dat de registratie is gebeurd zonder daadwerkelijk onderzoek en dat een vaststaand gegeven is dat registraties in Italië onzorgvuldig zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar het Darboe-arrest van 21 juli 2022 en het rapport “Nadeel van de Twijfel” van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (hierna: ACVZ) van november 2020. Verder is verwezen naar een Kamerbrief van 26 juni 2019.
3.3
Eiser benadrukt tot slot dat het voor hem erg lastig is om aan identificerende documenten te komen, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 26 januari 2022. [1]
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de leeftijd van eiser op zorgvuldige wijze heeft bepaald en voldoende gemotiveerd heeft waarom hij van deze leeftijd uitgaat.
4.1.
De staatssecretaris bepaalt de leeftijd van een asielzoeker volgens het beleid, opgenomen in paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) en de instructies als opgenomen in WI 2018/19. Uit WI 2018/19 blijkt hoe de schouw plaatsvindt, waarop de medewerkers letten bij een schouw en wat de vervolgstappen zijn die horen bij de getrokken conclusies. In het verweerschrift is uiteengezet op welke wijze gevolg is gegeven aan WI 2018/19.
4.2.
Op 14 april 2022 is door twee medewerkers van de AVIM unaniem geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Op grond van WI 2018/19 betekent dit dat reeds daarom er de noodzaak is tot verder onderzoek. Dat dit gehoor door een tolk in de Tigriniaanse taal heeft plaatsgevonden maakt niet dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. Blijkens het proces-verbaal is dit in overleg en met goedkeuring van eiser gebeurt. Eiser heeft daarnaast desgevraagd geantwoord dat hij de tolk goed kan verstaan.
4.3.
In onderhavige procedure is daarnaast ook in het aanmeldgehoor van 16 april 2022 door de medewerker van de IND is geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. Daarbij is opgemerkt dat eiser vaak en lang nadenkt en de verklaringen niet overeen komen met de opgegeven leeftijd. De inzet van een niet-registertolk is deugdelijk gemotiveerd in het voornemen (op blz. 2).
Anders dan eiser stelt wordt dan ook wel verklaard waarop de twijfel over de leeftijd is gebaseerd en welke verklaringen of gedragingen tot die twijfel hebben geleid. Op blz. 7 van het gehoor is dit ook duidelijk in een passage opgenomen:
“Betrokkene heeft verklaard zeventien jaar te zijn en geboren te zijn op [geboortedatum 1] 2005 . Hij heeft verklaard tot zijn vijfde in Geleb gewoond te hebben, op zijn vijftiende naar Soedan is gegaan, waar hij acht maanden heeft verbleven. Vervolgens heeft hij verklaard naar Libië te zijn gegaan op zestienjarige leeftijd, waar hij één tot anderhalf jaar heeft gewoond. Betrokkene heeft verklaard naar Italië te zijn gereisd en daar ook nog zestien jaar een drie of vier maanden oud te zijn geweest bij aankomst.”
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat de staatssecretaris zich heeft mogen baseren op de conclusies van de AVIM en de IND en aan heeft mogen nemen dat er twijfel was over eisers leeftijd.
4.4.
Uit het verdere onderzoek is naar voren gekomen dat eiser in Italië geregistreerd is onder de geboortedatum [geboortedatum 2] 2002 . Uit het door eiser aangehaalde Darboe-arrest [2] volgt niet dat leeftijdsregistratie in Italië op onzorgvuldige wijze geschiedt. Wel volgt uit verschillende uitspraken van de Afdeling dat de staatssecretaris er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel van uit mag gaan dat de registratie in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. [3] Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is. Dit is ook zo gesteld in de door eiser aangehaalde kamerbrief van 26 juni 2019.
4.5.
Het door eiser aangehaalde rapport van de AVCZ van november 2020 en de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022 maken niet dat eiser zich niet meer hoeft in te spannen om aannemelijk te maken dat deze in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is.
4.6.
De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit uiteen gezet dat eiser sinds het indienen van zijn asielverzoek (op 14 april 2022) ruimschoots de tijd heeft gehad om zijn gestelde leeftijd te onderbouwen.
Pas in beroep heeft eiser een kopie van een geboorteakte overgelegd. De staatssecretaris betoogt in het verweerschrift niet ten onrechte dat eiser met de door hem in beroep overgelegde foto van een onvertaalde geboorteakte niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is. Daarnaast stelt de staatssecretaris niet ten onrechte dat eiser geen plausibele verklaringen heeft gegeven voor het ontbreken van (identificerende) documenten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft.
5.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Hof van Justitie 21 juli 2022 (ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUD00579717)
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:653 en van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1165.