ECLI:NL:RBDHA:2023:6946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
NL23.13177
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring Dublin Frankrijk en de verplichting tot raadpleging van justitiële documentatie bij strafrechtelijke antecedenten

Op 15 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een Congolese eiser op grond van de Dublinverordening. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, voorafgaand aan de oplegging van de maatregel, de noodzakelijke handelingen in de juiste volgorde heeft verricht. Dit houdt in dat er een uittreksel uit de justitiële documentatie is geraadpleegd om te controleren of er nog vrijheidsontnemende straffen of maatregelen op strafrechtelijke titel moesten worden uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is opgelegd en dat er geen strafrechtelijke beletselen waren om de eiser in bewaring te stellen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring, vooral in gevallen waar strafrechtelijke antecedenten een rol spelen. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13177

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.H.M. Handring),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.J. van der Veen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Congolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1982.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert omdat er concrete aanwijzingen bestaan dat eiser onder de werkingssfeer van de Dublinverordening en omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
3. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
4. Eiser stelt met betrekking tot zware grond 3b, dat hij zich niet heeft gemeld bij de autoriteiten omdat het niet zijn intentie was om in Nederland te blijven en zich dus te melden. Eiser was op doorreis en is bij de grens staande gehouden. Als eiser zich al had willen melden, heeft hij door die staandehouding bij de grens hiertoe niet de gelegenheid gehad. Voor het overige heeft eiser zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5. De rechtbank stelt vast dat alle gronden terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en in beginsel voldoende zijn om de maatregel te kunnen dragen. Dat eiser feitelijk de kans niet zou hebben gehad om zich te melden betekent niet dat 3b niet aan de maatregel ten grondslag kan worden gelegd. Eiser heeft te kennen gegeven dat hij in het geheel niet voornemens was om zich te melden. Dat hij onmiddellijk na het passeren van de grens werd staande gehouden acht de rechtbank daarom niet relevant.
6. De rechtbank overweegt dat de ambtshalve verrichte rechtmatigheidsbeoordeling van de oplegging en voortduring van de maatregel niet tot de conclusie leidt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. De maatregel is rechtmatig opgelegd en rechtmatig tenuitvoergelegd. De rechtbank overweegt hierbij het navolgende. De rechtbank, deze zittingsplaats, heeft in haar uitspraak van 1 mei 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6208) geoordeeld dat -kort gezegd- indien sprake is van strafrechtelijke antecedenten, verweerder gehouden is
voorafgaand aan oplegging van de maatregeleen uittreksel uit de justitiële documentatie te raadplegen om na te gaan of er nog vrijheidsontnemende straffen of maatregelen op strafrechtelijke titel dienen te worden geëxecuteerd en om na te gaan of het Openbaar Ministerie moet worden gevraagd of bezwaar bestaat tegen de uitzetting of overdracht. In de onderhavige procedure is eiser meteen na aanhouding op 29 maart 2023 in (strafrechtelijke) voorlopige hechtenis genomen. Tevens is eiser op 29 maart 2023 middels een zogenoemde M122 op de hoogte gesteld dat hij na ontslag uit (voorlopige) detentie zal worden overgedragen aan de vreemdelingenketen. Op 18 april 2023, dus tijdens de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontneming op strafrechtelijke gronden, heeft verweerder een claimverzoek naar de Franse autoriteiten verzonden en is een uittreksel uit de justitiële documentatie opgevraagd. Uit dit uittreksel blijkt dat de politierechter eiser op 12 april 2023 heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en dat eiser diezelfde dag afstand heeft gedaan van zijn recht om in hoger beroep te gaan. Dit vonnis is dus onherroepelijk. Tevens blijkt uit dit uittreksel dat er geen sprake is van andere vrijheidsontnemende straffen of maatregelen op strafrechtelijke titel die nog dienen te worden geëxecuteerd. Ook blijkt uit dit uittreksel dat er geen omstandigheden zijn op grond waarvan het Openbaar Ministerie om toestemming moet worden gevraagd om eiser te kunnen overdragen aan Frankrijk. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en de Registraatkaart DJI blijkt dat de op 12 april 2023 opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf op het moment dat eiser werd overgenomen uit het strafrecht volledig is geëxecuteerd. Tevens blijkt dat er geen andere strafbare feiten zijn gepleegd waarvoor eiser vervolgd wordt, zodat tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf niet kan worden gevorderd. Op het moment dat verweerder de beslissing heeft genomen om over te gaan tot oplegging van de maatregel stond derhalve vast dat er geen strafrechtelijke beletselen waren om eiser in bewaring te stellen. Verweerder heeft door deze handelingen in deze volgorde en in deze fase van de strafrechtelijke detentie en voorafgaand aan oplegging van de maatregel te verrichten voldaan aan zijn inspanningsplicht en onderzoeksplicht en daardoor met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld. De dag na oplegging van de maatregel is wederom een uittreksel uit de justitiële documentatie opgevraagd. Hieruit blijkt dat de relevante strafrechtelijke feiten en omstandigheden ongewijzigd waren.
7. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.M.F. Roijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 15 mei 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.