ECLI:NL:RBDHA:2023:6971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
NL22.15943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 17 januari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 27 januari 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 30 januari 2023 verzocht om te bevestigen of deze inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiser heeft echter niet gereageerd, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep wordt gehandhaafd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Eiser heeft hierdoor, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, geen procesbelang meer.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de staatssecretaris een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De rechtbank verwijst naar de Tijdelijke wet, die stelt dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Dit betekent dat er geen bestuurlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat er geen aanleiding is om deze Tijdelijke wet onverbindend te achten wegens strijd met het Unierecht.

De rechtbank concludeert dat, omdat de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij wil. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft echter wel verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, omdat eiser beroep heeft kunnen instellen vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15943

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Sahin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 17 januari 2022.
Bij besluit van 27 januari 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank heeft bij brief van 30 januari 2023 eiser verzocht de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiser heeft niet gereageerd. De rechtbank leidt daaruit af dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat verweer een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De Tijdelijke wet [2] sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren.
3. De Afdeling [3] heeft bij uitspraak van 30 november 2022 [4] geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht.
4. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.