ECLI:NL:RBDHA:2023:6973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
NL22.14465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiser op 27 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 17 december 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft op 2 december 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 6 december 2022 verzocht om te bevestigen of de inwilligende beslissing aanleiding was om het beroep in te trekken. Eiser heeft echter aangegeven het beroep te handhaven. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Eiser heeft in dat geval geen procesbelang meer, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Awb. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De rechtbank stelt vast dat de Tijdelijke wet bepaalt dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren.

De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, waarin is geoordeeld dat er geen aanleiding is om de Tijdelijke wet onverbindend te achten wegens strijd met het Unierecht. Aangezien de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, ontbreekt ook in dit opzicht het procesbelang voor eiser. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiser heeft echter wel het recht gehad om beroep in te stellen vanwege het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag, en de rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14465

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 27 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 17 december 2021.
Bij besluit van 2 december 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank heeft eiser bij brief van 6 december 2022 verzocht de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Uit de reactie van eiser leidt de rechtbank af dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De Tijdelijke wet [1] sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren.
3. De Afdeling [2] heeft bij uitspraak van 30 november 2022 [3] geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht.
4. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Eiser heeft vanwege het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.