ECLI:NL:RBDHA:2023:7001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige oplegging van de maatregel van bewaring en toekenning van schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opheffing van een maatregel van bewaring opgelegd aan een Nigeriaanse eiser. De maatregel was opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat verweerder vreesde dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij onder andere aanvoerde dat hij niet met inschakeling van een tolk was gehoord, wat volgens hem de maatregel onrechtmatig maakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder de strekking en ratio van artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) heeft doorgrond en dat de procedure voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Echter, de rechtbank oordeelde dat er te weinig vragen zijn gesteld om te onderzoeken of met de oplegging van een lichter middel kon worden volstaan. De rechtbank concludeerde dat de maatregel onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, waardoor de maatregel van aanvang af onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel opgeheven en eiser onmiddellijk in vrijheid gesteld. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan eiser van € 2.230,- en de proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 1.674,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12632

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.P. van Mulken),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2023 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A.F.D. van den Broek. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1995 en stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Dit is volgens verweerder gebleken uit de feiten en omstandigheden dat eiser:
(zware gronden)
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
(lichte gronden)
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft meerdere beroepsgronden aangevoerd. Ter zitting heeft verweerder de zware grond 3f en de lichte grond 4a laten vallen.
4. De rechtbank zal het opheffing van de maatregel bevelen en de invrijheidstelling van eiser gelasten en overweegt daartoe als volgt.
5. Eiser heeft onder meer aangevoerd dat hij is gehoord zonder dat een tolk is ingeschakeld en stelt zich op het standpunt dat dit de maatregel van aanvang af onrechtmatig maakt. In de het “proces-verbaal van gehoor bij maatregel-terugkeerbesluit” (M110) is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
De vreemdeling verklaarde mij,
( ) in de Nederlandse taal, welke door de vreemdeling in voldoende mate beheerst wordt,
(X) in de Engels taal, met behulp van de telefonisch vertalende beëdigde tolk .
( ) in de Engels taal, met behulp van de telefonisch vertalende niet beëdigde tolk wegens:
( ) vereiste spoed en een beëdigd tolk niet tijdig beschikbaar was
( ) het ontbreken van een beëdigd tolk voor deze taal in het register voor beëdigde
tolken en vertalers,
(X) Overig:
Na telefonisch contact met personeel van Global/Talk, het tolk en vertaal centrum, bleek dat er geen tolk in de Engelse taal, noch voor de taal Edo, beschikbaar was. Dit gold zowel voor beëdigde als niet-beëdigde tolken.
Eerder had [eiser] mij, [Adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee], desgevraagd aangegeven dat hij vroeger thuis, in Nigeria, de taal Edo sprak maar inmiddels beter Engels sprak.
Op het moment dat ik, [Adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee], [eiser] in de Engelse taal uitleg gaf over de problemen welke ik ondervond met het vinden van een tolk, hoorde ik dat [eiser] mij zei dat hij mijn Engels ook goed kon verstaan en begrijpen en het geen probleem zou vinden als wij in het Engels het verhoor zouden voortzetten; aldus geschiedde.
Opmerking [Adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee] In de jaren 1984 en 1985 heb ik, [Adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee], in de Verenigde Staten gewoond en heb daar, in 1985, te Hartland, Wisconsin, mijn High School diploma behaald.
(…)
6. De rechtbank overweegt dat het horen met inachtneming van artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) heeft plaatsgevonden. Uit de M110 blijkt dat -ondanks dat de Adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee die het gehoor heeft afgenomen en heeft beslist tot oplegging van de maatregel heeft gemotiveerd welke beheersing hij heeft van de Engelse taal en welke beheersing eiser heeft van de Engelse taal-
éérstis nagegaan of een tolk in de Engelse taal, dan wel in de Edo taal beschikbaar is en dat dit is nagegaan voor zowel beëdigde als niet-beëdigde tolken. Pas nadat dit is nagegaan, heeft de betreffende Adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee beoordeeld of het gehoor desalniettemin kon plaatsvinden door na te gaan of eiser de Engelse taal beheerst en waar dit uit blijkt. Vervolgens heeft de Adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee niet volstaan met het vermelden dat “
hij de Engelse taal in voldoende mate beheerst”, maar is gemotiveerd waaruit zijn kennis van de Engelse taal blijkt. Verweerder heeft door zo te handelen de strekking en ratio van artikel 28 Wbtv ten volle doorgrond en heeft door de concrete handelwijze vast te leggen in de M110, de rechtbank in staat gesteld om te beoordelen of het horen voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwijst voor de beoordeling of is gehandeld conform de waarborgen van artikel 28 Wbtv naar de uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 15 mei 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6969) en stelt vast dat in de onderhavige procedure door verweerder aan alle kwaliteitswaarborgen en zorgvuldigheidswaarborgen die artikel 28 Wbtv beoogt te bieden is voldaan.
7. De rechtbank stelt dus vast dat er geen gebreken kleven aan de wijze waarop het gehoor heeft plaatsgevonden. Dat eiser tijdens de overname/ophouding ook is gehoord en daarbij wel een beëdigde tolk beschikbaar was en ook is ingeschakeld doet hier niet aan af omdat de rechtbank geen redenen heeft om te twijfelen aan de mededeling in de M110 dat ten tijde van de aanvang van het bewaringsgehoor geen tolk beschikbaar was. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
8. Verweerder dient voorts in het gehoor voorafgaand aan oplegging van de maatregel onder meer te onderzoeken of kan worden volstaan met de oplegging van een lichter middel en verweerder dient in de maatregel te motiveren waarom hiermee niet is volstaan. Verweerder dient om de mogelijke oplegging van de maatregel zorgvuldig voor te bereiden aan eiser uit te leggen dat verweerder zal gaan beoordelen of de maatregel kan/moet worden opgelegd, dat daartoe vragen worden gesteld en dat eiser feiten en omstandigheden kan aandragen die betrokken worden bij die beoordeling. Verweerder kan echter niet volstaan met het aan eiser bieden van de gelegenheid om “een zienswijze” over een mogelijke inbewaringstelling naar voren te brengen. Verweerder dient door middel van het stellen van concrete vragen actief te onderzoeken of aan alle vereisten voor de oplegging van de maatregel is voldaan en of kan en dus moet worden volstaan met de oplegging van een lichter middel en/of oplegging van de maatregel onevenredig bezwarend is.
9. In de M110 is het navolgende vermeld:
(…)
(X) Ten aanzien van de op te leggen maatregel van bewaring heb ik de vreemdeling bij de aanvang van het gehoor medegedeeld dat het thans aan hem is om met betrekking tot diens persoonlijke belangen bijzondere feiten of omstandigheden aan te voeren die tot toepassing van een lichter middel zouden moeten leiden.
(…)
De vreemdeling verklaarde mij,
(…)
(X) ten aanzien van de op te leggen maatregel van bewaring:
Ik snap wat deze maatregel inhoudt en waarom deze wordt opgelegd, dat heeft u mij uitgelegd; om mij terug te sturen naar Nigeria. Maar ik wil helemaal niet terug naar Nigeria, dus ik wil ook niet gedetineerd komen te zitten. Ik ben al zo lang in Europa en in Nederland. Ik heb hier mijn vrienden en kennissen en ik heb altijd op een nette manier voor mijzelf gezorgd. Ik ben nog nooit op een foute manier met de politie in aanraking geweest. Ik werd eigenlijk altijd overal gedoogd.
Ik werkte zwart, in Amsterdam, als schoonmaker op het Waterlooplein en als koerier voor Macdonalds. Tot het moment dat de Oekraïners, de vluchtelingen, in Nederland en in Amsterdam kwamen lukte het mij eigenlijk altijd wel om ergens in de opvang een slaapplek te vinden. Na hun komst werd het moeilijker voor mij; vaak ook onmogelijk.
Ik wil gewoon in Nederland een rustig bestaan opbouwen. Ik heb nu, sinds vandaag, weer een advocaat en zolang ik niet teruggestuurd ben naar Nigeria zal ik proberen om legaal in Nederland te kunnen blijven.
Als mij de middelen, zoals geld, wordt gegeven om zelfstandig terug te keren naar Nigeria, dan zal ik dat niet doen. Ik wil en kan niet terug. Er is daar te veel gebeurd.
Specifieke vragen artikel 8 EVRM:

1. Bent u getrouwd of heeft u een relatie?

Nee.

2. Heeft u kinderen die uit het huwelijk of de relatie zijn geboren?

Nee, ik heb geen kinderen.
(…)
De rechtbank merkt op dat bovengenoemde passages de integrale weergave van het gehele bewaringsgehoor is.
10. In de maatregel is om te motiveren waarom niet is volstaan met de oplegging van een lichter middel het navolgende vermeld:
(…)
Geen lichter middel
Daarbij is afgewogen of op betrokkene een afdoende, minder dwingende maatregel doeltreffend is toe te passen. Gezien de bovenstaande gronden en motiveringen is vervolgens overwogen dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake (meer) is. Door de vreemdeling is ook niet overtuigend gesteld dat een dergelijke maatregel voor de daadwerkelijke effectuering van diens vertrek volstaat.
(X) Door de vreemdeling zijn geen omstandigheden aangevoerd die zouden moeten leiden tot het opleggen (of voortzetten) van een minder dwingende maatregel.
(X) De door de vreemdeling aangevoerde omstandigheden, te weten:
[eiser] verklaart dat hij tijdens zijn werkzaamheden voor Macdonalds te Amsterdam een
fietsongeluk heeft gehad en dat hij daarbij zijn arm heeft gebroken. Hij zou hiervoor geen arts hebben gezien, maar hiervoor in de wijk Holendrecht te Amsterdam op alternatieve wijze zijn geholpen. Ook verklaart [eiser] bijzonder slecht en weinig te slapen; slechts 2 tot 3 uur per 24 uur. Dit wijt hij aan stress. welke zouden moeten leiden tot (het voortzetten van) een minder dwingende maatregel maakt diens inbewaringstelling niet onevenredig bezwaarlijk omdat: Nadat ik, [Adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee], [eiser] had medegedeeld dat op elk moment van zijn proces tot het verwijderen uit Nederland, hij bij de politie, bij de Kmar en bij de IND toegang heeft tot medische verzorging. [eiser] verklaarde dit te begrijpen en kenbaar te maken indien hij een arts wenste te consulteren.
Evenmin is gebleken van andere omstandigheden die detentie voor de vreemdeling onredelijk bezwarend maken.
(…)
11. De rechtbank gaat uit van de verslaglegging van dit gehoor en overweegt dat in dit gehoor te weinig vragen zijn gesteld om te beoordelen of kan en moet worden volstaan met de oplegging van een lichter middel.
De rechtbank stelt tevens vast dat de lichter middel-overweging verwijst naar verklaringen van eiser die niet zijn opgenomen in de M110. De rechtbank acht dit onzorgvuldig omdat de rechtbank niet kan vaststellen of en wanneer eiser deze verklaringen heeft afgelegd. Bovendien roept dit de vraag op in hoeverre de M110 een adequate verslaglegging van het gehoor behelst en of eiser wellicht nog meer verklaringen heeft afgelegd die niet zijn opgenomen in de M110. In de motivering is bovendien ten aanzien van de medische conditie van eiser enkel volstaan met een standaardmatige overweging waarin is vermeld dat er medische zorg beschikbaar is en eiser dit begrijpt en kenbaar zal maken als hij een arts nodig heeft. De rechtbank acht dit, gelet op de concrete feiten en omstandigheden in deze procedure, onvoldoende draagkrachtig om te motiveren dat oplegging van de maatregel niet onevenredig bezwarend is. De rechtbank wijst hierbij, in aanvulling op de M110, op het gehoor dat is afgenomen direct na de overname/ophouding en zoals dit is vastgelegd in de M105-A. In deze M105-A is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
M: Wegens emotionele emotie van meneer is dit verhoor ingekort en eerder beëindigd.
V: Heeft medische klachten?
A: Als ik poep heb ik af en toe bloed in de ontlasting.
V: Bent u hiervoor al bij de arts geweest?
A: Ja, doctor Lammen op station Amsterdam centraal, hij heeft me medicijn gegeven.
V: Heeft u nu een arts nodig?
A: Ik zou graag een reguliere afspraak willen maken, het heeft geen spoed.
(…)
12. Het gehoor dat is vastgelegd in de M105-A, heeft plaatsgevonden met inschakeling van een beëdigde tolk in de Engels taal en is om 14:57 uur aangevangen en is -kennelijk- ingekort en eerder beëindigd vanwege emoties van eiser. Het gehoor dat aansluitend heeft plaatsgevonden en is vastgelegd in de M110, is om 17:50 uur aangevangen. Om 19:20 uur is vervolgens de maatregel opgelegd. De rechtbank acht het opmerkelijk dat in de M110 niet is vermeld waarom het gehoor doorgang heeft gevonden en evenmin vermeldt of eiser in staat was om gehoord te worden. Dit lag, gelet op de concrete feiten en omstandigheden, wel voor de hand omdat het eerdere gehoor eerder is beëindigd vanwege -kennelijk- de gemoedstoestand van eiser. De verklaringen die eiser met betrekking tot zijn medische klachten heeft afgelegd zoals die zijn vastgelegd in de M105-A, de vermelding in de M105-A dat “dit verhoor is ingekort en eerder is beëindigd” en de verklaringen van eiser voorafgaand aan oplegging van de maatregel dat hij bijzonder slecht en weinig slaapt; slechts 2 tot 3 uur per 24 uur en hij dit aan stress wijt, zijn niet kenbaar betrokken bij de beslissing of moest worden volstaan met de oplegging van een lichter middel en of oplegging van de maatregel onevenredig bezwarend is. Dit had naar het oordeel van de rechtbank wel gemoeten.
13. Gelet op bovenstaande overwegingen stelt de rechtbank vast dat de maatregel onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd omdat niet duidelijk genoeg blijkt waarom de maatregel is opgelegd en niet is volstaan met de oplegging van een lichter middel. De rechtbank merkt hierbij uitdrukkelijk op dat de rechtbank niet overweegt dat de maatregel op dat moment niet had mogen worden opgelegd. De rechtbank concludeert enkel dat het onderzoek naar en de motivering over de mogelijkheid om met een lichter middel te kunnen, dan wel moeten volstaan onvoldoende zijn. De beroepsgronden die hier betrekking op hebben slagen. Dit maakt de maatregel van aanvang af onrechtmatig. De rechtbank ziet geen aanleiding om de andere beroepsgronden en rechtmatigheidsaspecten van de maatregel te beoordelen.
14. De rechtbank concludeert dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is zodat het beroep gegrond zal worden verklaard. De andere rechtmatigheidsaspecten van de maatregel behoeven geen nadere bespreking. Eiser maakt aanspraak op schadevergoeding en de rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de standaardmatig toegekende bedragen. De maatregel is 1 dag ten uitvoer gelegd bij de Brigade Kon. Marechaussee Limburg-Zuid te Maastricht-Airport en 21 dagen ten uitvoer gelegd in het DTC en duurt tot en met heden 22 dagen. De rechtbank bepaalt gelet daarop de hoogte van de schadevergoeding op € 2.230,-.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel;
- gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.230,-, te betalen door de griffier.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
R.A. Van de Voorde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 16 mei 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.