ECLI:NL:RBDHA:2023:7003
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser. Op 19 mei 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eiser heeft het beroep niet ingetrokken en verzoekt de rechtbank om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om veroordeling van verweerder in de proceskosten. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Verweerder heeft inmiddels een besluit genomen, waardoor de rechtbank niet meer hoeft op te dragen dat verweerder beslist. Het beroep is echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belang meer heeft bij het beroep nu verweerder heeft beslist. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is bij te late beslissingen op asielaanvragen voor bepaalde tijd.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, en de rechtbank heeft bepaald dat verweerder deze kosten moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 maart 2023.