In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist. Op 24 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waardoor het beroep van eiseres mede gericht is tegen dit besluit. Eiseres verzocht de rechtbank om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om veroordeling van verweerder in de proceskosten. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Aangezien verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank hoeft geen uitspraak te doen over de vraag of eiseres gelijk had met haar beroep, omdat verweerder heeft gedaan wat eiseres wilde. De rechtbank heeft echter wel een beslissing genomen over de proceskosten. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, en verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze veroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 7 maart 2023.