ECLI:NL:RBDHA:2023:7052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
SGR 23/489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het projectplan Waterwet voor de vervanging van oeverconstructies in Zuid-Holland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen het projectplan Waterwet T6 Noord beoordeeld. Eiser vreest voor schade aan zijn woning door de vervangingen die in het projectplan zijn opgenomen, maar de rechtbank oordeelt dat het projectplan voldoet aan de wettelijke vereisten. De provincie Zuid-Holland heeft het projectplan vastgesteld om de veiligheid en kwaliteit van de oevers langs vaarwegtraject T6 Noord te waarborgen. De rechtbank stelt vast dat de oeverconstructie, die 2.300 meter beslaat, in slechte staat verkeert en aan vervanging toe is. Eiser heeft zijn bezorgdheid geuit over de groutankers die ter plaatse van zijn woning worden aangebracht, maar de rechtbank oordeelt dat de exacte locatie van deze ankers niet bekend hoeft te zijn op het moment van vaststelling van het projectplan. De rechtbank benadrukt dat het niet vereist is dat er volledige overeenstemming bestaat met alle betrokkenen over de te nemen maatregelen. Het projectplan moet voldoende informatie bevatten over de mogelijke nadelige gevolgen en de te treffen voorzieningen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit rechtmatig is en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/489

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], eiser, te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. drs. W. Warmerdam),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

(gemachtigde: mr. drs. J.S. Kramer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het door het college vastgestelde “Projectplan Waterwet T6 Noord” (het bestreden besluit).
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door mr. [naam 1], en namens het college
mr. [naam 2], vergezeld door [naam 3], [naam 4], en
[naam 5].

Totstandkoming van het besluit

2. De provincie Zuid-Holland is als vaarwegbeheerder belast met het beheer van het (hoofd)vaarwegnet in een groot deel van haar grondgebied. Omdat de oevers van vaarwegtraject T6 Noord, dat onder meer bestaat uit de vaarwegen Oude Wetering, Woudwetering en de Heimanswetering, in slechte staat verkeren en aan vervanging toe zijn heeft het college het bestreden besluit vastgesteld. De doelstelling van het bestreden besluit is het borgen van de veiligheid en kwaliteit van de oevers langs vaarwegtraject T6 Noord voor zowel gebruikers van de oevers als de gebruikers van de vaarweg. De te vervangen oeverconstructie beslaat 2.300 meter en bestaat uit de volgende onderdelen: T6 Oude Wetering (388 meter), T6 Woudwetering (694 meter), en T6 Heimanswetering (1218 meter). Ook zal er 455 meter aan bovenbouwherstel plaatsvinden.
2.1.
Het ontwerp projectplan heeft van 2 september 2022 tot en met 14 oktober 2022 ter inzage gelegen en is gedurende deze periode ook op de website van de provincie Zuid-Holland gepubliceerd. Eiser heeft een zienswijze ingediend. Het college heeft op deze zienswijze gereageerd in de nota van antwoord van 25 november 2022 die deel uitmaakt van het bestreden besluit. Het college heeft het bestreden besluit onder verwerping van de zienswijze vervolgens op 1 december 2022 vastgesteld en op 20 december 2022 gepubliceerd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van de beroepsgronden die hij heeft ingediend. De beroepsgrond over de waterinlaat heeft eiser ter zitting ingetrokken, zodat deze buiten bespreking zal blijven.
4. Eiser woont aan de [adres] [nummer], te [plaats]. Zijn perceel grenst aan de Heimanswetering. Uit de interactieve kaart op de website van de provincie Zuid-Holland [1] blijkt dat de oeverconstructie op het perceel van eiser in zijn geheel wordt vervangen. Eiser betoogt dat zijn belangen onvoldoende zijn meegewogen bij het bestreden besluit. Hij vreest dat de groutankers die ter plaatse van zijn woning zijn voorzien schade zullen veroorzaken omdat – samengevat weergegeven – de grond onder de woning dan niet meer kan meebewegen op basis van de vochtigheid van het veen.
4.1.
Het college heeft toegelicht dat de exacte locatie van de groutankers nog niet bekend is. Dat is volgens het college ook niet vereist bij de vaststelling van een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet. In dat verband verwijst het college naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 juni 2022 [2] .
4.2.1
Op grond van artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet geschiedt de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.
4.2.2
Op grond van het tweede lid van dit artikel, voor zover hier van belang, bevat het plan ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk.
4.3.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat het volgens vaste rechtsprak niet zo is dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van een projectplan [3] . Evenmin is vereist dat met alle betrokkenen volledige overeenstemming bestaat over de te nemen maatregelen. Voldoende is dat in een projectplan is omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken en welke mogelijkheden er zijn om een financiële vergoeding te krijgen voor schade die niet kan worden voorkomen. Verder moet een projectplan het detailniveau bevatten dat nodig is om het werk en de effecten daarvan in beeld te brengen en te beoordelen en om genoeg rechtszekerheid voor belanghebbenden te bieden. Artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet staat er niet aan in de weg dat in een projectplan enige flexibiliteit wordt geboden bij de uitvoering van het werk, bijvoorbeeld om gebruik te kunnen maken van de kennis die bij de aannemer die het werk zal uitvoeren, aanwezig is. De mate van flexibiliteit bij de uitvoering moet in een projectplan toereikend worden omschreven.
4.4.
In het bestreden besluit is opgenomen dat het gebruikelijk is om voor de gekozen vorm van oeverconstructies groutankers toe te passen. De definitieve locatie daarvan was nog niet bekend op het moment dat het bestreden besluit werd genomen. Zoals verder toegelicht in het besluit en door het college ter zitting, wordt het ontwerp van de damwandplanken en de verankeringsconstructie in een later stadium uitgevoerd door de aannemer. In de ontwerpkeuzes worden de effecten op de aangrenzende bebouwing, dus óók de woning van eiser, expliciet meegenomen en beheerst. Indien een anker ter plaatse van particulier terrein wordt aangebracht, zal afstemming plaatsvinden met de particulier, dus ook met eiser. Verweerder heeft toegelicht dat de groutankers zullen worden aangebracht in de zandlaag onder het veen. Deze zandlaag bevindt zich op een diepte van 13 meter. Het groutanker zal komen op een diepte van 17 meter. Uitgangspunt van het college is dat er voor de plaatsing van de groutankers een minnelijke oplossing komt. In het kader van de gesprekken hierover kan eiser tevens zijn voorstellen voor alternatieve oplossingen naar voren brengen. Mocht het niet lukken om tot een overeenstemming te komen, dan kan het college aan eiser een gedoogplicht opleggen op grond van artikel 5.24, eerste lid van de Waterwet. Eiser kan, als het tot oplegging van een gedoogplicht komt, daartegen procederen. Verder heeft het college er in de nota van antwoord terecht op gewezen dat eiser bij schade als gevolg van het aanbrengen van de groutankers een beroep kan doen op de nadeelcompensatieregeling van artikel 7.14 van de Waterwet. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voldoet aan de voorwaarden van artikel 5.4, tweede lid van de Waterwet. Er is dan ook geen grond om het bestreden besluit voor onrechtmatig te houden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Brand, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/verkeer-vervoer/vaarwegen/oevers/oeververvanging-tussen-leimuiden-alphen-den-rijn/.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1371.