ECLI:NL:RBDHA:2023:7216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
NL23.6873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweerder neemt asielaanvraag niet in behandeling op grond van verantwoordelijkheid Duitsland; meerderjarigheid eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 28 maart 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betwistte de meerderjarigheid die aan hem was toegekend door de Duitse autoriteiten en voerde aan dat hij in werkelijkheid minderjarig is. Hij heeft documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn leeftijd, maar verweerder stelde dat deze documenten niet als identificerend konden worden beschouwd. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder terecht heeft aangenomen dat eiser meerderjarig is, op basis van eerdere beoordelingen door de AVIM en de IND.

De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij minderjarig is en dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling is genomen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 april 2023 en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6873
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. L.S.T.H. Ruijters),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.6874, op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen
H. Chabbou. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De asielaanvraag van eiser is door verweerder niet in behandeling genomen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat Duitsland hiervoor verantwoordelijk is, omdat eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend.
2. Eiser is het niet eens met het besluit. Hij voert aan dat verweerder ten onrechte uitgaat van een meerderjarige leeftijd (met geboortedatum [geboortedatum 1] 2004). Het klopt dat eiser in Duitsland staat geregistreerd met een meerderjarig leeftijd. Hij heeft dit zelf opgegeven aan de Duitse autoriteiten, omdat hij als meerderjarige vreemdeling makkelijker door kon reizen naar de lidstaat waar hij een verblijfsvergunning wenst aan te vragen. Maar volgens eiser is hij minderjarig en is hij geboren op [geboortedatum 2] 2006. Eiser stelt dat het niet in zijn belang is om als minderjarige terug te keren naar Duitsland. Ter onderbouwing van zijn leeftijd heeft eiser zijn individuele inschrijving in het bevolkingsregister uit Syrië (met vertaling) ingediend. Daarbij merkt eiser op dat dit document nu bij Bureau Documenten ligt en op
echtheid wordt onderzocht. Eiser verzoekt de rechtbank daarom te wachten met het doen van een uitspraak totdat het resultaat van het onderzoek bekend is.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onderzoek van Bureau Documenten niet hoeft te worden afgewacht, omdat het document niet kan leiden tot een andere uitkomst. Het bevat geen pasfoto, reeds daarom kan het geen identificerend document zijn als bedoeld in paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht is uitgegaan van de meerderjarigheid van eiser.
5. Eiser is, nadat hij heeft aangegeven minderjarig te zijn, op 2 oktober 2022 geschouwd door AVIM en op 6 oktober 2022 door de IND. Beide partijen zijn onafhankelijk van elkaar tot de conclusie gekomen dat eiser evident meerderjarig is. Volgens paragraaf 2.3.1 van verweerders Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling (de Werkinstructie) wordt in dat geval door de AVIM de leeftijd aangepast naar meerderjarig.
Eiser heeft daarom conform de Werkinstructie een geboortedatum toegewezen gekregen van [geboortedatum 1] 2004.
6. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is dit beleid van verweerder zoals neergelegd in de Werkinstructie niet onredelijk.1 Het ligt op de weg van eiser om zijn gestelde minderjarige leeftijd aan te tonen, hier is hij niet in geslaagd. Het afschrift van de inschrijving in het bevolkingsregister van Syrië is hiertoe onvoldoende. Het afschrift is afgegeven op 27 februari 2023 naar aanleiding van een inschrijving in het bevolkingsregister op 22 februari 2023. Het is de rechtbank niet duidelijk dat dit document daadwerkelijk op eiser betrekking heeft, omdat niet blijkt welke brondocumenten in het bevolkingsregister over eiser zijn opgenomen en er een pasfoto van eiser mist op het document.2 Daarnaast heeft verweerder ter zitting toegelicht dat uit het algemeen ambtsbericht over Syrië, vanaf pagina 36 en verder, volgt dat het (ook) voor Syriërs tot zeventien jaar mogelijk is om een paspoort te verkrijgen, zelfs door familieleden tot de vierde graad. Ook kunnen Syriërs vanuit een buitenland een paspoort aanvragen. Eiser heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om originele identificerende documenten te verkrijgen. Gelet hierop ziet de rechtbank ook geen aanleiding om te wachten met het doen van een uitspraak totdat de resultaten van het Bureau Documenten beschikbaar zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Verweerder heeft terecht de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland hiervoor verantwoordelijk is.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 ECLI:NL:RVS:2019:651, r.o. 6 en zie ook ECLI:NL:RVS:2020:1684, r.o. 2.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.