ECLI:NL:RBDHA:2023:7241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
NL23.11928 en AWB 23/4373
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde plaatsing van asielzoeker in Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. De eiser, van Somalische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen twee besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het eerste besluit betrof de plaatsing van eiser in de HTL te Hoogeveen, terwijl het tweede besluit de maatregel van beperking van de vrijheid inhield. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich eerder schuldig had gemaakt aan ernstig geweld tegen een medebewoner, wat leidde tot de herhaalde plaatsing in de HTL. Eiser heeft de HTL meerdere keren vrijwillig verlaten, maar werd opnieuw geplaatst na een incident op 9 januari 2023. De rechtbank oordeelde dat de plaatsing in de HTL gerechtvaardigd was, gezien de ernst van het gedrag van eiser en de impact daarvan op de veiligheid van andere bewoners. Eiser voerde aan dat de maatregel onrechtmatig was en dat er geen sprake was van een actuele bedreiging voor de openbare orde. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de besluiten van verweerders voldoende gemotiveerd waren en in overeenstemming met de wetgeving. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/4373 en NL23.11928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2023 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 7 april 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en de gronden ingediend. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/4373. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.11928.
Eiser heeft de HTL op 28 april 2023 verlaten.
Verweerder 2 heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen, gevoegdop 12 mei 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met de zaak NL23.8594. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. N. Pater, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Na het sluiten van het onderzoek heeft verweerder 1 een verweerschrift aan de rechtbank toegezonden. Met instemming van partijen is dit gedingstuk bij de procedure betrokken.

Overwegingen

1. Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 7 april 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder 1 is geconstateerd dat eiser zich op 9 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een (zeer) grote impact hebben doen ontstaan. Zo heeft eiser grof fysiek geweld gebruikt tegen een medebewoner, door hem vast te grijpen bij zijn hals en diens keel enige tijd dicht te knijpen. Dit is te zien op camerabeelden. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen heeft verweerder 1 geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens verweerder 1 wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in een HTL rechtvaardigt. Eiser is op basis van ditzelfde incident reeds bij besluit van 13 januari 2023 in de HTL geplaatst. Hij heeft vervolgens op 27 januari 2023 vrijwillig de HTL verlaten. Op 30 januari 2023 meldde eiser zich weer in Ter Apel, waarna hij is doorgestuurd naar de HTL en daar op 31 januari 2023 weer is geplaatst. Op 3 februari 2023 heeft hij de HTL wederom vrijwillig verlaten. Op 13 februari 2023 heeft eiser zich weer gemeld en is hij in de HTL geplaatst. Vervolgens heeft hij de HTL weer vrijwillig verlaten, waarna eiser zich op 2 maart 2023 weer heeft gemeld en in de HTL is geplaatst. Eiser heeft vervolgens op 5 april 2023 de HTL vrijwillig verlaten. Op 7 april 2023 heeft eiser zich weer gemeld bij de HTL en is onderhavig plaatsingsbesluit opgelegd.
1.1.
Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 7 april 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het bestreden besluit plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht. Verweerder 2 is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Eiser meent dat plaatsing in de HTL te Hoogeveen geen vorm van vrijheidsbeperking is maar vrijheidsontneming. Eiser wijst allereerst op de conclusies die volgen uit de brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) van 12 oktober 2022 [1] . Verder is er wederom een kritische brief [2] gestuurd naar verweerder 2 door de Inspectie). De Inspectie geeft zelfs aan dat er sprake is van een onrechtmatige situatie en dat het toepassen van geweld in de HTL gestopt moet worden. Eiser meent dan ook dat de opvang die wordt geboden in de HTL niet voldoet aan de minimale norm voor opvang zoals volgt uit de Opvangrichtlijn. Eiser verwijst in dit kader naar een artikel gepubliceerd in Trouw [3] . Verder wijst eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 19 april 2023 (NL23.9816). Hierin is geoordeeld dat de in die casus opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig is. Eiser meent dat ook de onderhavige HTL-plaatsing en vrijheidsbeperkende maatregel op grond hiervan onrechtmatig zijn. Eiser heeft verklaard dat hij drie weken in isolatie is geplaatst, vanaf 7 april 2023. Het is voor eiser tot op heden niet duidelijk waarom hij in isolatie is geplaatst.
2.1.
Voorts stelt eiser dat verweerder 1 onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser behoorde tot de doelgroep voor plaatsing in de HTL. Daartoe acht eiser redengevend dat verweerder 1 met plaatsing in de HTL primair beoogt krachtig op te treden tegen onaanvaardbaar gedrag van overlastgevende asielzoekers. Eiser meent dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is nu eiser enkel zichzelf heeft verdedigd tegen een medebewoner nadat hij de politie en beveiliging had gewaarschuwd. Eiser meent dan ook dat het opleggen van een HTL-maatregel niet proportioneel is en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn visie. In het bijzonder is ook geen rekening gehouden met het feit dat eiser in 2018 al op de EBTL verbleef, maar daar in een zodanige schrijnende situatie terechtkwam dat hij geen andere uitweg zag dan het land te verlaten. Dat eiser nu nogmaals op de HTL verblijft doet afbreuk aan zijn psychische gezondheid. Eiser wijst er op dat zijn (mentale) gezondheid verder is verslechterd. Hij krijgt slechts een aantal pijnstillers en heeft geen toegang tot een arts. Eiser heeft enkel een verpleegkundige een enkele keer gezien. Eiser ervaart veel overlast van medebewoners waardoor hij niet of nauwelijks kan slapen. Klagen bij de COa-medewerkers is tevergeefs geweest.
2.2.
Eiser wijst erop dat hij in vrijheid de uitkomst van zijn asielprocedure wil afwachten. Hij wijst erop dat hij zich altijd heeft gehouden aan zijn afspraken met de DT&V en andere instanties. Verder meent eiser dat hij zich nimmer schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Tot slot stelt eiser dat het begrip openbare orde zo uitgelegd moet worden dat sprake dient te zijn van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Dat is volgens eiser niet aan de orde.

Oordeel rechtbank

Procesbelang
3. De rechtbank overweegt (ambtshalve) omtrent het procesbelang als volgt. Eiser heeft, indien zijn beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond wordt verklaard, recht op schadevergoeding over de periode dat hij onrechtmatig in zijn vrijheid is beperkt. Reeds daarom heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel. In het verlengde daarvan bestaat ook een belang bij de beoordeling van de plaatsing in de HTL, nu de vrijheidsbeperkende maatregel in hoofdzaak gemotiveerd is onder verwijzing naar het plaatsingsbesluit. De rechtbank zal de beroepen van eiser dan ook inhoudelijk beoordelen.
Incident dat heeft geleid tot plaatsing
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot (herhaalde) plaatsing van eiser op de HTL. De rechtbank wijst op haar uitspraak van 30 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4357, r.o. 4.1., waarin is geoordeeld dat verweerder 1 het incident op 9 januari 2023 terecht heeft aangemerkt als een incident met een (zeer) grote impact, nu eiser met zijn gedrag als doel had een medebewoner fysiek schade toe te brengen en ook daadwerkelijk letsel heeft toegebracht door de medebewoner na een handgemeen naar de grond te werken, boven op hem te gaan zitten en hem met beide handen ter hoogte van zijn keel vast te pakken en de keel met volle kracht te dicht te knijpen. Verweerder 1 heeft voldoende gemotiveerd dat de veiligheid op het AZC en voor de betrokken medebewoner ernstig in gevaar is gebracht door het gedrag van eiser. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden heeft overwogen dat een HTL-maatregel niet enkel bedoeld is om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, maar ook is bedoeld voor het beschermen van de veiligheid en het welzijn van de andere bewoners en het COa-personeel van de opvanglocatie. Het effectueren van opvang is in eisers geval (thans) enkel mogelijk is door hem te plaatsen in de HTL, gelet op het door hem veroorzaakte incident in de reguliere opvangvoorziening. De rechtbank volgt eisers betoog dat het COa onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser behoort tot de doelgroep voor plaatsing in de HTL niet. Gelet op het voorgaande is het plaatsingsbesluit naar het oordeel van de rechtbank ook proportioneel en op goede gronden opgelegd. De rechtbank stelt vast dat eiser ter zitting heeft aangegeven dat geen hoger beroep tegen de uitspraak van 30 maart 2023 is ingesteld, zodat het eerdere plaatsingsbesluit (en daarmee de typering van het incident dat plaatsvond op 9 januari 2023) in rechte vaststaat. Dat eiser de uitkomst van asielprocedure in vrijheid wil afwachten en zich naar zijn zeggen altijd aan zijn afspraken met DT&V en andere instanties heeft gehouden doet niet af aan de ernst en de impact van het incident.
Contra-indicatie
5. Ten aanzien van de stelling van eiser dat sprake is van een contra-indicatie voor een HTL-plaatsing, wijst de rechtbank wederom op haar uitspraak van 30 maart 2023, r.o. 4.3. Daarin is geoordeeld dat verweerder terecht heeft gesteld dat rekening is gehouden met eisers gestelde psychische problematiek bij de voorbereiding van het bestreden besluit, nu verweerder voorafgaand aan de HTL-plaatsing overleg heeft gehad met de GZA en de GZA akkoord is gegaan met de plaatsing. Ook voorafgaand aan de onderhavige plaatsing heeft de GZA aangegeven dat plaatsing van eiser in de HTL akkoord is. De rechtbank stelt vast dat eiser in het onderhavige beroep zijn gestelde problematiek niet (met stukken) heeft onderbouwd. Ook is niet gebleken dat de medische voorzieningen in de HTL tekortschieten of dat eiser daarvan geen gebruik van heeft kunnen maken. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat eiser voor 18 april 2023 een afspraak bij de arts had staan, maar heeft geweigerd naar de afspraak te gaan. Verder heeft verweerder toegelicht dat op verzoek van eiser op 21 april 2023 een zorgpas is aangevraagd. De stelling van eiser dat hij in 2018 al in de EBTL verbleef, maar vanwege de schrijnende situatie daar weg is gegaan, is geheel niet onderbouwd.
Artikel 5 van het EVRM [4]
6. De stelling van eiser dat plaatsing in de HTL te Hoogeveen geen vorm van vrijheidsbeperking is, maar vrijheidsontneming, is eerder in de uitspraken van 10 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2020:6252, en van 3 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1079 van deze rechtbank en zittingsplaats aan de orde gekomen. De rechtbank is in die laatste uitspraak tot de conclusie gekomen (zie r.o. 8) dat, hoewel de beperkingen die zijn beschreven (in r.o. 5.5.) een verregaande restrictie van de bewegingsvrijheid van de vreemdeling vormen, dit niet leidt tot de conclusie dat de plaatsing van die vreemdeling in de HTL in strijd is met artikel 5 van het EVRM. Daartoe acht de rechtbank doorslaggevend dat de vreemdeling de mogelijkheid had om de HTL vrijwillig te verlaten (zoals uiteengezet in de overwegingen 7. en 7.1.). De rechtbank stelt overigens vast dat eiser de HTL niet alleen op 28 april 2023 heeft verlaten maar ook eerder en vaker zoals in rechtsoverweging 1 is weergegeven.
6.1.
Ten aanzien van eisers beroep op de brief van de Inspectie aan verweerder van 27 maart 2023 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank wijst op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5921, (zie r.o. 6.1.). Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om op grond van de brief van 27 maart 2023 terug te komen van het eerdere oordeel in de uitspraak van 3 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:1079) dat er onvoldoende grond bestaat om aan te nemen dat eiser door de oplegging van het plaatsingsbesluit (en de vrijheidsbeperkende maatregel) een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst in het bijzonder naar deze uitspraak (van 3 februari 2023), waarin uitgebreid is ingegaan op de bevindingen van de Inspectie van 12 oktober 2022 [5] . De bevinding dat (de bevoegdheid tot) toepassing van dwang en geweld niet adequaat geregeld is, acht de rechtbank niet direct van belang voor de vraag of sprake is van een (reëel risico op) schending van artikel 3 van het EVRM. Verder heeft de rechtbank ook de reactie van verweerder van 5 april 2023 betrokken, waaruit blijkt dat partijen van mening verschillen over de vraag of er nu wel of geen wettelijke bevoegdheid hiertoe bestaat als het gaat om boa’s. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat geen sprake is van onbevoegd optreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat, voor zover de Inspectie heeft geconstateerd dat dwang en geweld worden toegepast in de HTL, zij deze bevindingen niet voldoende acht voor het zwaarwegende oordeel dat verweerder met een plaatsing in de HTL elke vreemdeling onderwerpt aan een mensonterende of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Uit het Inspectierapport van 27 maart 2023 en de daarop gevolgde reactie van 5 april 2023 blijkt bovendien dat er snel wordt gewerkt om de leefbaarheid en veiligheid in de HTL te verbeteren naar aanleiding van de door de Inspectie geconstateerde gebreken en problemen. De rechtbank overweegt bovendien dat in het geval van eiser niet is gesteld noch is gebleken dat er in zijn geval sprake is geweest van een dusdanig niveau van dwang en geweld noch van vrees voor buitenproportioneel willekeurig geweld dat haar oordeel niet in stand kan blijven.
6.2.
De rechtbank volgt eiser voorts niet in zijn stelling dat de opvang in de HTL gelet op het voorgaande niet voldoet aan de norm die volgt uit de Opvangrichtlijn. De rechtbank overweegt dat, onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 april 2023 (zie r.o. 6.1.), op grond van hetgeen eiser in onderhavige zaak naar voren heeft gebracht, niet kan worden geoordeeld dat eiser in een toestand van zeer verregaande materiële behoeftigheid terecht komt waardoor hij niet in staat zou zijn om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften zoals wonen, eten, zich kleden en zich wassen, hetgeen zijn fysieke of mentale gezondheid zou schaden dan wel hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid (Haqbin [6] ). Eiser heeft voorts niet onderbouwd dat hij slecht is behandeld op de HTL. Ook is niet gebleken dan wel gemotiveerd onderbouwd door eiser dat er gedurende de isolatieperiode sprake is geweest van vrijheidsontneming. Verweerder heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat, indien er op de HTL een incident plaatsvindt, een ROV-maatregel kan worden opgelegd.
6.3.
Het beroep van eiser op het artikel uit het dagblad Trouw van 11 april 2023, kan naar het oordeel van de rechtbank geen doel treffen gelet op hetgeen hierboven is overwogen.
Openbare orde
7. Ten aanzien van de stelling van eiser dat het bestreden besluit onrechtmatig is omdat er in eisers geval geen sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast, overweegt de rechtbank dat onderhavige zaak geen aanknopingspunten biedt voor de kennelijke stelling van eiser dat moet worden aangesloten bij de Unierechtelijke uitleg van het openbare orde-criterium.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 1, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op bestreden besluit 2, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de Inspectie verrichte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de handhavings- en toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen van 12 oktober 2022.
2.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de Inspectie verrichte vervolgonderzoek naar onder andere de wettelijke basis geweldgebruik boa’s HTL, van 27 maart 2023.
3.Trouw: Advocaat over geweld tegen asielzoekers: ‘Ik kijk al jaren met verbazing toe’’, 11 april 2023.
4.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de Inspectie verrichte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de handhavings- en toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen van 12 oktober 2022.
6.Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 november 2019, C-233/18.