8.1.Verder is eiseres van mening dat het negatieve advies ondeugdelijk is gemotiveerd. Eiseres stelt dat de bedenking die bestaat omdat eiseres nog veel familie en vrienden in Syrië zou hebben, zou komen te vervallen volgens de voorzitter van het zienswijzegesprek. De verdere bedenking dat eiseres vooringenomenheid zou hebben met een bepaald onderwerp, is niet nader gepreciseerd of geconcretiseerd, waardoor niet duidelijk is welk onderwerp dat betreft. Er wordt enkel vermeld dat deze bedenkingen zijn gebaseerd op de facebook pagina van eiseres waar een Syrische vlag op wordt getoond en op andere vertrouwelijke informatie. Tot slot heeft het negatieve advies onevenredige gevolgen voor eiseres, omdat zij door het negatieve advies geen tolkwerkzaamheden mag verrichten voor de politie en zo opdrachten en daarom veel inkomsten zal mislopen. Als bekend wordt dat de politie negatief heeft geadviseerd, zullen ook andere organisaties huiverig worden om met eiseres samen te werken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
9. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter behelst een van een bestuursorgaan afkomstige beslissing op een bezwaarschrift als bedoeld in de Awb als zodanig een publiekrechtelijke rechtshandeling en is derhalve een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.Daarom zal de rechtbank allereerst beoordelen of de brief van eiseres van 25 februari 2022 als een bezwaarschrift in de zin van de Awb moet worden aangemerkt. En of verweerder met de e-mail van 4 maart 2022 een beslissing op dit bezwaarschrift heeft gegeven.
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres met de brief van 1 februari 2022 een aantal vragen aan verweerder heeft gesteld en tevens voorlopige gronden van bezpwaar heeft aangevoerd. Verweerder heeft bij brief van 2 februari 2022 laten weten dat er geen beroepsmogelijkheid openstaat tegen het advies, maar dat eiseres wel een zienswijze kan geven en dat eiseres dus in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze te geven die zij ook mondeling kan toelichten. Dit gesprek heeft ook plaatsgevonden op 22 februari 2022. Bij brief van 25 februari 2022 heeft verweerder eiseres laten weten dat uit dit gesprek geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen en dat het advies dus wordt gehandhaafd. Diezelfde dag heeft eiseres een brief naar verweerder gestuurd waaruit ook blijkt dat eiseres op dat moment de brief van verweerder van 25 februari 2022 nog niet heeft ontvangen. Ook in deze brief geeft eiseres aan dat zij graag meer duidelijkheid wil krijgen en dat als er een negatief besluit wordt genomen, dat eiseres daartegen bezwaar maakt. Verweerder heeft vervolgens bij de e-mail van 4 maart 2022 gereageerd op de brieven van eiseres van 1 en 25 februari 2022. In die e-mail is toegelicht dat de brief van eiseres niet is behandeld als bezwaarschrift, maar dat dit als een zienswijze is behandeld en dat er ook een zienswijzegesprek heeft plaatsgevonden. De uitkomst van dit gesprek is eiseres bij brief van 25 februari 2022 medegedeeld. Verder heeft verweerder toegelicht dat de brief van eiseres van 25 februari 2022 de brief van verweerder duidelijk heeft gekruist en dat verweerder ervan uitgaat dat de onduidelijkheid inmiddels is opgeheven. Ook wordt wederom benadrukt dat de eerdere e-mail geen besluit is en dat er geen beroepsmogelijkheid openstaat tegen dit besluit. Met verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder met de e-mail van 4 maart 2022 geen beslissing op een bezwaar van eiseres heeft genomen.
11. De e-mail van 4 maart 2022 heeft enkel een informatief karakter. Het is niet gericht op rechtsgevolg en het is geen rechtshandeling. Uit de inhoud en de wijze waarop de e-mail is geformuleerd, blijkt dat de e-mail is bedoeld om eiseres in te lichten over het verloop van de procedure en dat er geen beroepsmogelijkheid open staat tegen het besluit om haar geen tolkwerkzaamheden te laten verrichten voor de politie. De e-mail van
4 maart 2022 is dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
12. Omdat eiseres na de e-mail van 4 maart 2022 ook niet meer heeft verzocht om de brief van 25 februari 2022 als bezwaarschrift in behandeling te nemen, is verweerder er terecht van uitgegaan dat de onduidelijkheid die bestond is weggenomen en dat er geen beslissing op bezwaar meer hoefde te volgen.
13. Nu de e-mail van 4 maart 2022 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, is het beroep niet-ontvankelijk. De overige gronden behoeven dan ook geen nadere bespreking.