ECLI:NL:RBDHA:2023:7307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
NL23.10377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van eiseres, een Marokkaanse vrouw, is afgewezen. Eiseres had asiel aangevraagd op basis van de vrees dat haar kinderen, die de Syrische nationaliteit hebben, niet erkend zouden worden in Marokko. De rechtbank oordeelde dat Marokko in het algemeen als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar kinderen niet erkend zouden worden. De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit en herkomst geloofwaardig bevonden, maar oordeelde dat de vrees voor discriminatie in Marokko niet voldoende onderbouwd was. Eiseres had ook een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen, wat de rechtbank eveneens rechtmatig achtte. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen, omdat zij afkomstig is uit een veilig land van herkomst. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10377

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [v-nummer 1] ,

mede namens haar minderjarige kinderen,
[minderjarige 1], V-nummer [v-nummer 2]
[minderjarige 2], V-nummer [v-nummer 3]
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Franca).

ProcesverloopBij besluit van 5 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen. Ook heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (zaak NL23.10378).
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek, op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is Z. Hamidi verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiseres stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1995 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Zij heeft op 12 maart 2023 asiel gevraagd. Aan haar asielaanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij Marokko in augustus 2010 heeft verlaten en naar Syrië is gegaan. Daar is eiseres getrouwd en heeft zij twee kinderen gekregen. In februari 2023 heeft eiseres met haar gezin Syrië verlaten. Volgens eiseres kan zij niet terug naar Marokko, omdat haar kinderen, die de Syrische nationaliteit hebben, daar niet worden erkend.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] De verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Ook heeft verweerder geloofwaardig gevonden dat de twee minderjarige kinderen van eiseres in Syrië geboren zijn.
Verweerder beschouwt Marokko echter als een veilig land van herkomst. Eiseres heeft, volgens verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie, Marokko ten aanzien van haar zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in haar geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder volgt niet het betoog van eiseres dat zij met haar kinderen niet in Marokko kan leven, omdat haar kinderen niet zullen worden erkend. Uit algemene informatie blijkt namelijk dat kinderen, die geboren zijn uit een Marokkaanse moeder van rechtswege de Marokkaanse nationaliteit verkrijgen en dat Marokko ook een dubbele nationaliteit toestaat. Eiseres heeft niet aangetoond dat dit niet voor haar kinderen geldt. Eiseres is bijvoorbeeld niet naar de Marokkaanse overheid gegaan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van eiseres wel verwacht mag worden dat zij zich bij de Marokkaanse autoriteiten meldt om haar kinderen te laten registreren.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiseres voert aan dat Marokko zowel in zijn algemeenheid als voor haar persoonlijk niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiseres verwijst hiervoor naar haar zienswijze en het daarbij overgelegde rapport van Amnesty International. Verweerder motiveert onvoldoende waarom Marokko wordt aangemerkt als een veilig land van herkomst. Bij terugkeer wordt eiseres bovendien gezien als een alleenstaande moeder, waardoor zij vreest gediscrimineerd te zullen worden. Verder voert eiseres aan dat haar kinderen geen aanspraak maken op de Marokkaanse nationaliteit, omdat hun vader de Syrische nationaliteit heeft. Nu eiseres geen contact kan krijgen met haar echtgenoot, beschikt zij niet over de identiteitskaarten en/of geboorteakten van haar kinderen, zodat haar kinderen ook feitelijk niet door Marokko zullen worden erkend. Als eiseres zonder haar kinderen naar Marokko moet terugkeren, worden zij van elkaar gescheiden, wat in strijd is met artikel 8 van het EVRM [3] en artikel 3 van het IVRK [4] . Verweerder had nader onderzoek moeten doen naar de mogelijkheden voor de kinderen van eiseres om aanspraak te maken op de Marokkaanse nationaliteit. Volgens eiseres moet Syrië aangemerkt worden als het land van herkomst of het land van bestendig verblijf. In Syrië heeft eiseres echter een gegronde vrees voor vervolging [5] dan wel loopt zij een reëel risico op ernstige schade. Tot slot is eiseres van mening dat verweerder haar aanvraag niet als kennelijk ongegrond had mogen afwijzen en geen inreisverbod had mogen opleggen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Marokko als veilig land van herkomst
4. De rechtbank overweegt dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is. [6] Met het overgelegde rapport van Amnesty International heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in zijn algemeenheid of voor haar persoonlijk niet als veilig land heeft te gelden. Daartoe is van belang dat verweerder bij de aanwijzing van Marokko als veilig land een aantal uitzonderingen heeft gemaakt, zoals voor (online) journalisten, (mensenrechten)activisten en LHBTI’ers. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij onder één van deze uitzonderingscategorieën valt. Zoals eiseres tijdens het gehoor veilig land van herkomst heeft verklaard, verwacht zij bij terugkeer naar Marokko geen problemen of heeft zij daar in ieder geval geen weet van. In beroep stelt eiseres wel dat zij vreest in Marokko gediscrimineerd te worden omdat zij als alleenstaande moeder zal worden gezien. Deze vrees voor discriminatie heeft zij echter niet met landeninformatie onderbouwd. Daarom is de rechtbank niet gebleken dat Marokko voor alleenstaande moeders, en daarom mogelijk voor eiseres ook, niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
4.1.
Verweerder heeft eiseres niet gevolgd in haar standpunt dat haar kinderen in Marokko niet erkend zullen worden, omdat de vader van de kinderen de Syrische nationaliteit heeft. Hiertoe heeft verweerder verwezen naar algemene informatie, namelijk artikel 6 en 19 van de Marokkaanse nationaliteitswetgeving, waaruit volgt dat kinderen van een Marokkaanse moeder van rechtswege de Marokkaanse nationaliteit verkrijgen. Dit geldt ook voor kinderen die in een ander land dan Marokko zijn geboren en van wie de vader een andere nationaliteit heeft. Daarnaast staat de Marokkaanse nationaliteitswetgeving het hebben van een dubbele nationaliteit toe. Hoewel eiseres stelt dat dit voor haar kinderen niet geldt, onderbouwt zij dit, ook in beroep, niet. Daartoe is van belang dat niet is gebleken dat eiseres zich tot de Marokkaanse autoriteiten heeft gewend. Wat betreft de stelling van eiseres in beroep dat zij de afstamming van haar kinderen niet kan aantonen omdat zij niet over de identiteitsdocumenten en geboorteaktes van haar kinderen beschikt en geen contact kan krijgen met haar echtgenoot die deze documenten in zijn bezit heeft, overweegt de rechtbank dat dit het voorgaande niet anders maakt. Eiseres heeft deze stelling niet onderbouwd en ook niet dat zij niet op een andere manier aan deze documenten kan komen, bijvoorbeeld via familieleden van haar man in Syrië. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de kinderen van eiseres in beginsel tot Marokko zullen worden toegelaten.
4.2.
Van strijd met artikel 8 van het EVRM is, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake. Het bestreden besluit heeft immers niet tot gevolg dat eiseres en haar kinderen van elkaar worden gescheiden. Verweerder heeft zich hier op het standpunt kunnen stellen dat eiseres en haar kinderen naar Marokko kunnen en het gezinsleven daar kunnen uitoefenen.
4.3.
Wat betreft het beroep van eiseres op artikel 3 van het IVRK overweegt de rechtbank dat het IVRK rechtstreekse werking heeft in zoverre het ertoe strekt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind moeten worden betrokken. De rechter toetst in dit verband of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en aldus bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven. Deze toets heeft een terughoudend karakter. [7] Het bestreden besluit geeft er, naar het oordeel van de rechtbank, geen blijk van dat verweerder zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen van eiseres. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat de kinderen van eiseres van rechtswege over de Marokkaanse nationaliteit beschikken en met eiseres in Marokko kunnen verblijven. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij of haar kinderen in Marokko problemen zullen ondervinden, zodat verweerder ervan uit heeft kunnen gaan dat de kinderen van eiseres zonder problemen in Marokko kunnen wonen.
4.4.
Gelet op het voorgaande, heeft verweerder Marokko als een veilig land van herkomst voor eiseres en haar kinderen kunnen aanmerken. Om die reden heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres en haar kinderen niet terug hoeven naar Syrië. Of eiseres en haar kinderen in Syrië een gegronde vrees voor vervolging hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade heeft verweerder in dit geval dan ook terecht buiten beschouwing gelaten.
Afwijzing als kennelijk ongegrond
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen, omdat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [8] Aangezien verweerder de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, heeft verweerder kunnen bepalen dat eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten. [9] Dit betekent dat verweerder ook een inreisverbod heeft mogen uitvaardigen. [10] Eiseres heeft geen bijzondere individuele omstandigheden aangevoerd waarom afgezien moet worden van het opleggen van een inreisverbod. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder een inreisverbod van twee jaar heeft kunnen opleggen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
3.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
5.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
6.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1531).
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV3716), r.o. 2.3.8.
8.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
9.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
10.Dit is neergelegd in artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.