ECLI:NL:RBDHA:2023:7312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
NL23.10802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit op basis van onvoldoende geloofwaardigheid van het asielrelaas en geen risico op vervolging in Somalië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische man geboren in 1974, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 6 april 2023. Eiser heeft verklaard dat hij bedreigd is door Al Shabaab en dat zijn zakenpartner is omgekomen bij een schietincident in hun bioscoop in Baidoa. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiser over de bedreigingen en het schietincident ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat hij problemen heeft ondervonden van Al Shabaab of dat hij behoort tot een risicogroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie in Baidoa, waar eiser vandaan komt, niet zo gevaarlijk is dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet kan terugkeren naar Somalië en dat zijn beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10802

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Erik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Franca).

ProcesverloopBij besluit van 6 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1974 en de Somalische nationaliteit te hebben. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij samen met zijn zakenpartner [naam] een kleine bioscoop in Baidoa heeft gehad. In 2009 is Al Shabaab aan de macht gekomen in Baidoa. Leden van Al Shabaab hebben eiser vervolgens telefonisch bedreigd en drie dagen later de bioscoop aangevallen. Hierbij is de zakenpartner van eiser om het leven gekomen. Eiser is na het schietincident gevlucht. Een half jaar na zijn vlucht heeft eiser van zijn ex-echtgenote vernomen dat de stamleden van zijn zakenpartner naar hem op zoek zijn en uit wraak zijn zoon willen doden. Eiser vreest bij terugkeer voor Al Shabaab en voor de stamleden van [naam] .
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst en discriminatie vanwege zijn Asharaf etniciteit heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Ook heeft verweerder geloofwaardig gevonden dat eiser de eigenaar was van een bioscoop in Baidoa. Daarentegen heeft verweerder de verklaringen van eiser over de telefonische bedreiging door Al Shabaab, het schietincident en de gebeurtenissen hierna, en over de problemen met de stam/clan van zijn zakenpartner [naam] ongeloofwaardig gevonden.
Eiser kan, volgens verweerder, niet worden aangemerkt als vluchteling. [3] Daarbij heeft verweerder betrokken dat etnische minderheden in Somalië, waaronder de Asharaf, als inferieur worden beschouwd en dat dit resulteert in uitsluiting, stigmatisering, sociale segregatie, ontkenning van rechten en een lage sociale, economische en politieke status. Van systematische vervolging is geen sprake, maar minderheidsgroepen worden wel in veel opzichten gemarginaliseerd en er is sprake van discriminatie. Aangezien eiser zelf geen discriminatie op basis van zijn etniciteit heeft ondervonden, is volgens verweerder onvoldoende gebleken dat eiser zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheid dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. [4] Hiertoe is van belang dat Baidoa onder controle staat van een coalitie van troepen van de Afrikaanse Unie en de Somalische overheid. Al Shabaab is hier niet aan de macht. Ook heeft Baidoa een luchthaven waarop vanaf Mogadishu gevlogen kan worden. Eiser hoeft daarom niet te reizen door een gebied waar Al Shabaab aan de macht is of het gebied controleert. Verweerder meent daarom dat een veilige terugkeer voor eiser naar Baidoa mogelijk is.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat hij wel geloofwaardig heeft verklaard over de telefonische bedreiging, het schietincident en de gebeurtenissen hierna, en de problemen met de stam/clan van [naam] . Nu verweerder een groot deel van eisers asielrelaas geloofwaardig heeft gevonden, had verweerder moeten motiveren waarom eiser niet het voordeel van de twijfel is gegund. Eiser meent dat hij onder een in het beleid genoemde risicogroep valt, omdat hij in het verleden te maken heeft gehad met negatieve aandacht van Al Shabaab en al geruime tijd buiten Somalië verblijft. Volgens eiser heeft hij in zijn zienswijze aannemelijk gemaakt dat het voor zijn terugkeer naar Somalië van belang is dat hij een bepaalde sociale positie inneemt en een netwerk en financiële middelen heeft. Verweerder heeft hierop in het bestreden besluit onvoldoende gereageerd. Eiser wijst er daarnaast op dat hij een andere levenswijze heeft dan gangbaar is in Somalië en dat hij verwesterd is. Tot slot voert eiser aan dat hij met zijn zienswijze aannemelijk heeft gemaakt dat de veiligheidssituatie verslechterd is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid van het asielrelaas
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiser telefonisch is bedreigd door Al Shabaab. Daartoe is relevant dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over deze bedreiging. Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat Al Shabaab zich voorstelde tijdens het gesprek, terwijl hij tijdens het aanvullend gehoor heeft verklaard dat de bedreiger zich juist niet voorstelde maar dat hij wist dat het iemand van Al Shabaab moest zijn omdat diegene zei dat het tonen van films Haram is. [5] In tegenstelling tot wat eiser stelt in de gronden van beroep, is deze tegenstrijdigheid niet gecorrigeerd. Ook over de inhoud van de bedreiging heeft eiser tegenstrijdig verklaard. In het nader gehoor heeft eiser namelijk verklaard dat de bedreigers actie zouden ondernemen als hij zijn bioscoop zou doorzetten, terwijl hij in het aanvullend gehoor heeft verklaard dat zij hem letterlijk hebben gezegd dat zij hem in dat geval zouden vermoorden. [6] Over de inhoud van de bedreiging heeft eiser zich in zijn correcties en aanvullingen op de gehoren niet uitgelaten, zodat eiser ook deze tegenstrijdigheid niet heeft gecorrigeerd.
4.1.
De rechtbank overweegt verder dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden dat er een schietincident in de bioscoop heeft plaatsgevonden. Daartoe heeft verweerder eiser allereerst kunnen tegenwerpen dat ongeloofwaardig is dat eiser telefonisch is bedreigd door Al Shabaab, waardoor een direct verband tussen de telefonische bedreiging en het schietincident niet aannemelijk is gemaakt. Zoals verweerder ter zitting stelt, mag van eiser verwacht worden dat hij meer concreet kan verklaren over wat er precies gebeurd is in de bioscoop, door wie de bioscoop is aangevallen en welke concrete vrees hij daaraan ontleend bij terugkeer. Eiser heeft verklaard dat zijn bioscoop is aangevallen door Al Shabaab, maar baseert zich hiervoor op aannames en verklaringen van derden. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser over de gebeurtenissen na het schietincident vaag en summier heeft verklaard en onvoldoende inspanningen heeft verricht om meer informatie te verkrijgen omtrent (de toedracht van) het schietincident. Onduidelijk blijft hoe Omar van een afstand gelet op de drukte bij de bioscoop het lichaam van [naam] heeft kunnen identificeren. Eiser geeft hier ook in beroep geen verklaring voor. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat niet duidelijk is hoe eiser erachter is gekomen dat zijn zakenpartner is vermoord. De verklaringen van eiser over de gebeurtenissen na het schietincident heeft verweerder dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen van eiser met de stam/clan van zijn zakenpartner niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden en in het bestreden besluit voldoende op de zienswijze van eiser is ingegaan. Daartoe is van belang dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser over de problemen oppervlakkig heeft verklaard. Zo weet eiser niet wie er precies naar hem op zoek zijn en wanneer en hoe vaak deze mensen bij hem thuis langs zouden zijn geweest. Verweerder heeft het eiser kunnen aanrekenen dat hij hierover niet meer vragen aan zijn ex-echtgenote heeft gesteld. Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser met zijn verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de stamleden van [naam] wraak op hem willen nemen. Uit de verklaringen van eiser volgt namelijk dat eiser de familie van [naam] goed kende en dat familieleden van [naam] ook langskwamen in de bioscoop. Verder runden eiser en [naam] de bioscoop samen en nam [naam] volgens eiser de beslissing om door te gaan met de bioscoop na de bedreiging. Tot slot heeft verweerder kunnen opmerken dat het niet goed te volgen is dat eiser zelf na het schietincident of zijn vlucht uit Somalië geen contact heeft opgenomen met de familie van [naam] om te verifiëren dat [naam] overleden is en/of om zijn steun te betuigen.
4.3.
De rechtbank overweegt dat verweerder geloofwaardig heeft gevonden dat eiser een bioscoop had in Baidoa, dat Al Shabaab de macht heeft verkregen in Baidoa in 2009 en dat Al Shabaab tegen bioscopen is. Verweerder heeft ondanks deze omstandigheden van eiser mogen verwachten dat hij met zijn verklaringen aannemelijk had weten te maken dat hij persoonlijk met Al Shabaab problemen heeft ondervonden vanwege het exploiteren van een bioscoop. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over de problemen die hij stelt te hebben ondervonden met Al Shabaab. De rechtbank volgt eiser, gelet op wat in de voorgaande overwegingen is geoordeeld, dan ook niet in zijn standpunt dat zijn asielrelaas op grote lijnen geloofwaardig is gevonden en dat verweerder hem daarom het voordeel van de twijfel had moeten gunnen.
Het behoren tot een risicogroep
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet valt onder een van de risicogroepen die zijn opgenomen in het geldende beleid ten aanzien van Somalië. [7] Ongeloofwaardig is gevonden dat eiser telefonisch bedreigd is door Al Shabaab en dat er een schietincident in zijn bioscoop heeft plaatsgevonden. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt problemen te hebben gehad met Al Shabaab. Ook heeft eiser niet nader toegelicht waarom hij door Al Shabaab geassocieerd zou worden met internationale actoren. De enkele omstandigheid dat eiser al langere tijd buiten Somalië verblijft, vindt de rechtbank hiertoe onvoldoende. Dit betekent dat eiser niet met geringe indicaties aannemelijk kan maken dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft.
Gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer vanwege zijn sociale positie en het ontbreken van een netwerk en/of van voldoende financiële middelen in een situatie terecht zal komen die strijdig is met artikel
3 van het EVRM. De omstandigheid dat eiser gescheiden is van zijn echtgenote betekent nog niet dat hij in Somalië niemand meer kent en geen netwerk heeft. Eiser heeft niet nader toegelicht waarom hij geen netwerk meer heeft. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij zich in Somalië niet kan handhaven en hierom aanspraak maakt op een asielvergunning in Nederland.
7. De omstandigheid dat eiser na langdurig verblijf in Europa zou zijn verwesterd, maakt nog niet dat hij in aanmerking komt voor een asielvergunning in Nederland. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld, leidt een enkele in Nederland ontwikkelde Westerse levensstijl niet tot vluchtelingschap. De uitzondering hierop is de situatie waarin een vreemdeling aannemelijk maakt dat de westerse gedragingen een uitingsvorm zijn van een godsdienstige of politieke overtuiging. [8] Eiser heeft niet verklaard dat hij zich heeft afgewend van de islam of in Nederland een politieke overtuiging heeft ontwikkeld. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn westerse levensstijl is gebaseerd op een godsdienstige of politieke overtuiging. Daarom mag in beginsel van eiser worden verwacht dat hij zich na terugkeer naar Somalië weer aanpast aan de geldende normen en waarden en gebruiken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken heeft waardoor hem een godsdienstige of politieke overtuiging zal worden toegedicht bij terugkeer naar Somalië. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn westerse levensstijl een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, ook gelet op de in de zienswijze opgenomen citaten uit algemene rapporten, terecht aangenomen dat in Somalië geen sprake is van een uitzonderlijke situatie. [9] Hoewel uit de stukken waarnaar eiser verwijst, blijkt dat de situatie in Somalië precair is, dat er veel geweldsincidenten plaatsvinden en daarbij ook burgerslachtoffers vallen, blijkt hieruit niet dat de veiligheidssituatie in Somalië of in Baidoa in het bijzonder is verslechterd. In gebieden in Zuid- en Centraal-Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert, neemt verweerder aan dat de mensenrechtensituatie zodanig is dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade. Dit risico op ernstige schade wordt ook aangenomen voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is of het gebied controleert, maar over land moeten reizen door een gebied waar Al-Shabaab wel de macht heeft of het gebied controleert. [10] Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat Al Shabaab in Baidoa aan de macht is. Bovendien kan eiser, volgens verweerder, met een binnenlandse vlucht van Mogadishu naar Baidoa reizen. Eiser heeft dit niet betwist. Gelet op het voorgaande, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij onder het hiervoor genoemde geldende beleid valt of anderszins wordt blootgesteld aan een reëel risico op ernstige schade.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000.
3.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
4.Als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5.Zie het verslag van het nader gehoor, pagina 8 en het verslag van het aanvullend gehoor, pagina’s 8-9.
6.Zie het verslag van het nader gehoor, pagina 8 en het verslag van het aanvullend gehoor, pagina 9.
7.Paragraaf C7/30.3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3735).
9.Als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
10.Paragraaf C7/30.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.