ECLI:NL:RBDHA:2023:7333
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, die al vijf maanden in detentie verbleef. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 december 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting meer was, omdat de Marokkaanse autoriteiten na herhaalde verzoeken geen laissez-passer hadden afgegeven. Hij voerde aan dat de staatssecretaris niet voldoende voortvarend had gehandeld en dat zijn belang om in vrijheid te worden gesteld zwaarder woog dan het belang van de staatssecretaris.
De staatssecretaris betwistte dit en stelde dat er wel degelijk zicht op uitzetting was en dat eiser niet meewerkte aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 mei 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde telefonisch aanwezig waren vanwege technische problemen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld en dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de Marokkaanse autoriteiten niet zouden meewerken aan de afgifte van de benodigde documenten.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat eiser niet actief had meegewerkt aan zijn terugkeer, wat zijn situatie bemoeilijkte. De uitspraak werd gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier mr. V. Vegter, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.