ECLI:NL:RBDHA:2023:7356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
NL23.14023
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortduren van de maatregel van bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit bezit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 februari 2023. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 15 mei 2023 gesloten zonder zitting te houden.

De rechtbank heeft overwogen dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat de huidige beoordeling zich richt op de rechtmatigheid van de maatregel sinds het sluiten van het onderzoek in het vorige beroep op 29 maart 2023. Eiser betoogt dat het onduidelijk is of verweerder bezig is met zijn uitzetting naar Marokko of overdracht naar een andere EU-lidstaat en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.

De rechtbank concludeert dat er zicht is op uitzetting naar Marokko, aangezien verweerder een LP-aanvraag heeft ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier S.C. Spruijt, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14023

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 15 mei 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2801 en 31 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5169. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste (vervolg) beroep, 29 maart 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het onduidelijk is of verweerder bezig is hem naar Marokko uit te zetten of over te dragen naar een andere EU-lidstaat. Daarnaast meent eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn ontbreekt.
5. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder bezig is om eiser over te dragen naar een andere EU-lidstaat. Uit het overgelegde voortgangsrapport van 11 mei 2023 en de verslagen van de vertrekgesprekken van 20 maart 2023 en 21 april 2023, blijkt immers dat verweerder een LP [2] -aanvraag heeft ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank leidt hieruit af dat het nog altijd de bedoeling van verweerder is om eiser uit te zetten naar Marokko.
6. De rechtbank stelt verder vast dat in zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting in het geval van Marokko. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022. [3] De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Immers is er op 28 februari een LP-aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en heeft verweerder op 15 maart 2023, 6 april 2023 en 26 april 2023 schriftelijk gerappelleerd. De enkele stelling van eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk gaat, is verder niet onderbouwd. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser een LP zullen afgeven of dat er nog een presentatie zal plaatsvinden.
7. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen, [4] ook los van wat eiser aanvoert geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.ECLI:NL:RVS:2022:3269. Ook in een aantal latere uitspraken van 24 november 2022, 2 februari en 2 mei 2023 (onder andere ECLI:NL:RVS:2022:3447, ECLI:NL:RVS:2023:438 en ECLI:NL:RVS:2023:1681) zet de Afdeling deze lijn ten aanzien van (zicht op uitzetting naar) Marokko voort.
4.Zoals is bevestigd in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.