ECLI:NL:RBDHA:2023:7374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
21/5936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing verkeersbesluit voor vrachtverkeer in Boskoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Bewonerscollectief Reijerskoop en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. Het betreft een beroep tegen een ontheffing die is verleend voor een geslotenverklaring voor vrachtwagens op de Reijerskoop te Boskoop. De ontheffinghouder, Boomkwekerij N. Bouter, heeft tot 1 februari 2024 ontheffing gekregen van het verkeersbesluit dat zwaar vracht- en landbouwverkeer op de Reijerskoop verbiedt. Eiser, het Bewonerscollectief, heeft bezwaar gemaakt tegen deze ontheffing, omdat zij van mening zijn dat de belangen van de ontheffinghouder niet onevenredig zwaar mogen worden getroffen door het verkeersbesluit.

De rechtbank heeft het beroep behandeld en vastgesteld dat de ontheffing is verleend om de bedrijfsvoering van de ontheffinghouder niet in gevaar te brengen, aangezien er geen keermogelijkheden zijn op het eigen terrein. Eiser heeft aangevoerd dat er voldoende keermogelijkheden zijn op het Zuidwijk, maar de rechtbank oordeelt dat deze stelling niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank heeft ook de handhaving van het verkeersbesluit besproken en geconcludeerd dat de handhaving met een ANPR-camera effectief is, ondanks de betwisting door eiser.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangenafweging door verweerder in dit geval redelijk is geweest en dat de ontheffing niet onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de omwonenden. Het beroep van het Bewonerscollectief is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5936

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaak tussen

Bewonerscollectief Reijerskoop, uit Boskoop, eiser

(gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigden: mr. H. Zelmate en G. van der Zwaard).

Procesverloop

In het besluit van 11 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder Boomkwekerij N. Bouter (hierna: de ontheffinghouder) tot 1 februari 2024 ontheffing verleend voor de geslotenverklaring voor vrachtwagens voor het richting de N207/Hefbrug rijden op het Reijerskoop te Boskoop.
In het besluit van 29 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een nadere reactie op het verweerschrift ingediend en bij brieven van 31 oktober 2022 en 7 november 2022 verkeersmetingen overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 1] en [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij emailbericht van 17 november 2022 heeft verweerder de rechtbank primair verzocht de bij brief van 7 november 2022 overgelegde verkeersmetingen buiten beschouwing te laten en subsidiair gevraagd de met hetzelfde emailbericht verstuurde nadere reactie op deze verkeersmetingen bij het beroep te betrekken.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en eiser in de gelegenheid gesteld te reageren op de nadere reactie van verweerder op de verkeersmetingen.
Eiser heeft een reactie ingediend.
Nadat geen van partijen binnen de door de rechtbank gestelde termijn te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Bij besluit van 9 april 2019 (het verkeersbesluit) heeft verweerder een geslotenverklaring ingesteld voor zwaar vracht- en landbouwverkeer op de Reijerskoop (tussen de Overslag en de Rozenlaan) te Boskoop en op het Zuidwijk te Boskoop. Verweerder heeft het verkeersbesluit genomen om onveilige verkeerssituaties en de overlast door zwaar vracht- en landbouwverkeer in het woongebied te verminderen. Bij het primaire besluit heeft verweerder de ontheffinghouder tot 1 februari 2024 ontheffing verleend. Eiser heeft tegen deze ontheffing bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd. Verweerder heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de belangen van de ontheffinghouder onevenredig zwaar worden getroffen door het verkeersbesluit.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertoe aan dat er op het Zuidwijk voldoende keermogelijkheid is. Hij wijst er voorts op dat de handhaving tekortschiet. Eiser stelt verder dat een deugdelijke belangenafweging ontbreekt, nu verweerder enkel het belang van de ontheffinghouder heeft betrokken. Ook betwist hij dat de maatregel tijdelijk is. Eiser voert verder aan dat als verweerder de fysieke afsluiting op de Reijerskoop volgens het verkeersbesluit zou hebben gerealiseerd, een ontheffing niet mogelijk zou zijn geweest. Ten slotte wijst eiser op de precedentwerking van de ontheffing, nu er meer bedrijven op het Zuidwijk gevestigd zijn.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat zijn de regels?
4.1
In artikel 149, eerste lid en onder d, van de WVW [1] is aan verweerder de bevoegdheid verleend om in deze wet aangewezen gevallen overeenkomstig krachtens deze wet vastgestelde regels ontheffing te verlenen.
4.2
Gelet op het bepaalde in artikel 62 van het RVV [2] zijn weggebruikers verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
4.3
Artikel 87 RVV bepaalt dat door het bevoegd gezag ontheffing kan worden verleend van de daarin genoemde verkeerregels en de verkeerstekens, waaronder het bord C1 (geslotenverklaring).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank wijst het primaire verzoek van verweerder van 17 november 2022 af en zal de bij brief van 7 november 2022 door eiser overgelegde verkeersmetingen bij de beoordeling van het beroep betrekken.
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing, als bedoeld in artikel 87 van het RVV, beoordelingsruimte toekomt. Dit houdt in dat de rechter toetst of verweerder geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte en of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van de ontheffing niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. [3]
Keermogelijkheden Zuidwijk
7.1
Eiser stelt dat de inritten van de kwekerijen aan Zuidwijk gedurende 30 achtereenvolgende jaren voor iedereen toegankelijk zijn geweest als bedoeld in artikel 4 eerste lid, onder I, van de Wegenwet en dat dit dus openbare weg is waarop voldoende keermogelijkheden zijn. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de buren van de ontheffinghouder na afsluiting van de Reijerskoop voor zwaar vrachtverkeer borden hebben geplaatst dat er niet gekeerd mocht worden. Maar dit zijn geen opschriften als bedoeld in het artikel 4, derde lid, van de Wegenwet, waarmee kenbaar kan worden gemaakt dat het geen openbare weg is.
7.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet degene die zich op de openbaarheid van een weg beroept, die openbaarheid aannemelijk maken. [4] Eiser heeft zijn stelling dat de inritten zijn aan te merken als openbare weg niet onderbouwd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat op het openbare gedeelte van het Zuidwijk onvoldoende ruimte is voor zwaar vrachtverkeer om te keren en dat dit ook tot onveilige verkeerssituaties zou leiden. Eiser heeft ter zitting weliswaar gesteld dat de kadastrale grens van deze inritten voorbij het punt ligt waar kan worden gekeerd, maar heeft dit niet nader onderbouwd. Niet in geschil is dat de ontheffinghouder geen toestemming heeft verkregen om te mogen keren op de nabijgelegen percelen op het Zuidwijk. Dat er op het Zuidwijk voldoende keermogelijkheid is, zoals eiser heeft gesteld, volgt de rechtbank dan ook niet.
Handhaving
8.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat de kentekens van de acht voertuigen die de ontheffing gebruiken in het systeem staan geregistreerd en dat handhaving plaatsvindt met een ANPR-camera, waarbij een kentekenhouder bij een eerste overtreding een waarschuwing en bij de tweede overtreding een bekeuring krijgt. In het verweerschrift heeft verweerder gesteld dat het aantal waarschuwingen en bekeuringen sinds de inwerkingstelling van de camera erop duidt dat de handhaving effectief is. Eiser betwist dat er wordt gehandhaafd en stelt slechts een geringe afname van het zware vrachtverkeer waar te nemen. Ter onderbouwing hiervan heeft hij overzichten overgelegd van verkeersmetingen.
8.2
Voor zover uit de verkeersmetingen die eiser heeft overgelegd zou volgen dat de handhaving tekortschiet, overweegt de rechtbank dat de vraag of verweerder overtreding van het verkeersbesluit voldoende handhaaft buiten de omvang van dit geding valt. Dit geding ziet namelijk enkel op de vraag of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van de ontheffing niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen en of verweerder de ontheffing in redelijkheid heeft mogen verlenen. Maatregelen in verband met handhaving maken wel deel uit van de belangenafweging die verweerder bij het verlenen van de ontheffing moet maken. Deze zal de rechtbank hierna bespreken.
Belangenafweging
9.1
Verweerder heeft in de belangenafweging kunnen betrekken dat de belangen van de ontheffinghouder onevenredig zwaar worden getroffen door het verkeersbesluit. Gelet op wat hiervoor onder 6.2 is overwogen heeft verweerder er in dit verband terecht op gewezen dat het bedrijf van de ontheffinghouder op eigen terrein of elders op het Zuidwijk geen keermogelijkheden heeft, zodat vrachtwagens niet meer weg kunnen vanaf het bedrijf, waardoor zijn bedrijfsvoering ernstig onder druk komt te staan.
9.2
De rechtbank stelt vast dat in de begeleidende brief bij de ontheffing is opgenomen dat de ontheffing geldt tot 1 februari 2024 en dat deze verlengd kan worden als er dan geen oplossing voor vrachtauto’s is om op het erf van de ontheffinghouder te keren of het bedrijf op andere wijze te bereiken. Verweerder heeft in het bestreden besluit gewezen op de inspanningen die zijn verricht om in overleg met de eigenaren van de woning voor het bedrijf dan wel de eigenaren van nabijgelegen percelen tot een oplossing te komen. Tot op heden is dit niet gelukt, maar zoals verweerder ter zitting heeft benadrukt zoeken de ontheffinghouder, verweerder en andere betrokkenen nog steeds naar een structurele oplossing. Gelet op het voorgaande is er nog voldoende tijd om tot een oplossing te komen en heeft verweerder in de belangenafweging kunnen betrekken dat de ontheffing een tijdelijke oplossing is.
9.3
Ten aanzien van de handhaving van overtredingen in het kader van het gebruik van de ontheffing heeft verweerder erop gewezen dat er gehandhaafd wordt met een ANPR-camera, zoals hiervoor onder 8.1 is overwogen. Dit betekent dat verweerder, anders dan eiser stelt, bij het verlenen van de ontheffing niet enkel de belangen van de ontheffinghouder in de belangenafweging heeft betrokken. Verweerder heeft immers camera’s geïnstalleerd om de gevolgen van de ontheffing voor de omwonenden zoveel mogelijk te beperken. De rechtbank is niet gebleken dat handhaving door middel van ANPRcamera’s als zodanig ondeugdelijk is. Dat de door verweerder geplaatste ANPRcamera’s in de praktijk niet goed werken en de handhaving volgens eiser daarom tekortschiet kan in dit geding niet aan de orde worden gesteld. Eiser kan deze stelling in het kader van een handhavingsverzoek naar voren brengen.
Fysieke afsluiting
10. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de vraag of verweerder de fysieke afsluiting op de Reijerskoop volgens het verkeersbesluit had moeten realiseren, zodat een ontheffing niet mogelijk zou zijn geweest. Ook dit valt buiten de omvang van dit geding, dat gaat over een ontheffing van het verkeersbesluit en waarin enkel de vraag voorligt of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van de ontheffing niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen en of verweerder de ontheffing in redelijkheid heeft mogen verlenen.
Precedentwerking
11. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat er in dit geval geen gevaar is voor precedentwerking, omdat de ontheffing is verleend vanwege de unieke situatie dat de ontheffinghouder geen keermogelijkheden op zijn bedrijfsperceel heeft en er tot op heden nog geen andere keermogelijkheden in de buurt zijn. In dit verband acht de rechtbank van belang dat verweerder er in het emailbericht van 17 november 2022 nog op heeft gewezen dat een ander verzoek om ontheffing is geweigerd omdat het betreffende bedrijf gebruik kan maken van een alternatieve route.
Conclusie en gevolgen
12. De rechtbank ziet in wat eiser in beroep naar voren heeft gebracht onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van de ontheffing onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen en dat verweerder in redelijkheid niet tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wegenverkeerswet 1994.
2.Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
3.Vgl. het toetsingskader bij verkeersbesluiten in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:768.
4.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 27 november 2013, (ECLI:NL:RVS:2013:2109) en meer recent de uitspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:129.