ECLI:NL:RBDHA:2023:7711

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
21/5010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsverlening na weigering huisbezoek

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Westland afgewezen, omdat eiseres niet meewerkte aan een huisbezoek dat noodzakelijk was om haar woonsituatie te verifiëren. Eiseres had eerder bijstandsuitkeringen ontvangen, maar deze waren ingetrokken na een onderzoek naar haar woonsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een redelijke grond was voor het huisbezoek en dat eiseres op de hoogte was van de gevolgen van haar weigering om mee te werken. Eiseres voerde aan dat zij een belafspraak had op het moment van het huisbezoek, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen geldige reden was om niet mee te werken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de bijstandsaanvraag in stand bleef. De uitspraak werd gedaan op 8 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Oldenhof),
en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Blok).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om bijstand van eiseres.
Verweerder heeft deze aanvraag in het besluit van 11 november 2020 (primair besluit) afgewezen. Het hiertegen ingestelde bezwaar heeft verweerder in het besluit van 15 juni 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres ontving met [naam] een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden op grond van de Participatiewet (Pw) vanaf 23 september 2019 tot 1 april 2020.
1.2.
Verweerder heeft de uitkering bij besluit van 4 juni 2020 ingetrokken per 29 mei 2020. Bij besluit van 4 augustus 2020 heeft verweerder de bijstand ingetrokken over de periode van 23 september 2019 tot en met 28 mei 2020 en van eiseres en [naam] een bedrag van € 10.724,83, inclusief de verstrekte bijzondere bijstand, teruggevorderd. Verweerder heeft de bezwaren tegen dit besluit ongegrond verklaard. Daartegen zijn eiseres en [naam] in en beroep gegaan. De rechtbank Den Haag heeft het beroep ongegrond verklaard in de uitspraak van 16 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12788. Tegen deze uitspraak zijn eiseres en [naam] in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Centrale Raad).
1.3.
Eiseres heeft op 18 september 2020 een aanvraag ingediend voor bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Deze aanvraag heeft verweerder afgewezen in het besluit van 29 september 2020 omdat zij een gezamenlijke huishouding voert met [naam] . Eiseres is daartegen niet in bezwaar gegaan.
1.4.
Op 28 september 2020 heeft eiseres een nieuwe aanvraag ingediend voor bijstand naar de norm voor een alleenstaande
.Naar aanleiding van deze aanvraag zijn handhavingsspecialisten van de gemeente een onderzoek gestart. Daarbij is onder meer de basisregistratie personen (brp) geraadpleegd, zijn waarnemingen verricht in de buurt van het brp-adres van eiseres en hebben een handhavingsspecialist en een consulent (medewerkers) op 10 november 2020 omstreeks 8:15 uur geprobeerd een onaangekondigd huisbezoek af te leggen. In de brp staat het adres van eiseres als briefadres van [naam] sinds 6 oktober 2020. Bij de waarnemingen tussen 9 oktober 2020 en 9 november 2020 is de auto van
bij de woning van eiseres gezien. Over het huisbezoek is gerapporteerd dat de medewerkers hebben aangebeld bij de woning van eiseres, aan eiseres hebben meegedeeld dat zij een huisbezoek wilden afleggen om de woon- en leefsituatie te controleren en eiseres gevraagd of zij daarvoor toestemming wilde verlenen. De medewerkers hoorden eisers toen zeggen: “ik word zo meteen gebeld, ik heb daar geen zin in”, waarop zij uitgelegd hebben dat de aanvraag afgewezen zou worden als eiseres het huisbezoek zou weigeren. Daarop antwoordde eiseres met: “ja dat weet ik”. De medewerkers hebben daarop aan de deur het Registratieformulier huisbezoek ingevuld. Op het Registratieformulier staat als reden om geen toestemming te geven voor een huisbezoek: “ik wil dit gewoon niet”. Eiseres en de medewerkers hebben het Registratieformulier ondertekend. De medewerkers zijn omstreeks 08:18 uur vertrokken. De twee handhavingsspecialisten hebben de bevindingen van het onderzoek neergelegd in het rapport van 11 november 2020.
1.5.
Verweerder heeft naar aanleiding van het rapport de aanvraag om bijstand van
28 september 2020 afgewezen. Aan de afwijzing, die is gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres niet heeft voldaan aan de medewerkingsverplichting, zoals neergelegd in artikel 17, tweede lid, van de Pw, door niet mee te werken aan een huisbezoek waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres is op de hierna te bespreken gronden in beroep gekomen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
Niet in geschil is dat er een redelijke grond bestond voor het afleggen van het huisbezoek op het brp-adres van eiseres. Ook is niet in geschil dat eiseres door de medewerkers is gewezen op de gevolgen van het niet-meewerken aan het huisbezoek en dat eiseres heeft geweigerd mee te werken aan het huisbezoek.
3.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij een goede reden had om het huisbezoek te weigeren omdat zij een belafspraak had met de bedrijfsarts om 08:20 uur. In beroep heeft zij de uitnodiging voor een telefonisch spreekuur met de bedrijfsarts om 08:20 uur overgelegd. Verweerder had volgens eiseres op een later moment een tweede huisbezoek kunnen afleggen. Deze grond slaagt niet. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
3.2.1.
Voor de bijstandverlenende instantie komt groot gewicht toe aan het belang om onmiddellijk een huisbezoek af te leggen om een opgegeven woonsituatie te verifiëren. De reden daarvan is dat anders de mogelijkheid bestaat dat in die woonsituatie voor het huisbezoek een wijziging wordt aangebracht, waardoor dit controlemiddel veel minder effectief is. De bijstandverlenende instantie mag daarom in beginsel van de betrokkene verlangen dat hij medewerking verleent aan een onmiddellijk af te leggen huisbezoek. Dat heeft de Centrale Raad eerder geoordeeld, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3095, en de uitspraak van 31 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:210.
3.2.2.
Dat eiseres een belafspraak heeft op het moment dat de medewerkers een huisbezoek willen afleggen, heeft zij niet genoemd toen haar om toestemming werd gevraagd. Uit het door eiseres ondertekende Registratieformulier blijkt dat eiseres gewoon geen huisbezoek wilde. Dat eiseres niet in staat was de belafspraak op dat moment te noemen is niet aannemelijk geworden. Vanwege het in 3.2.1 genoemde belang om onmiddellijk een huisbezoek af te leggen, is er geen reden om te oordelen dat de medewerkers op een later moment opnieuw hadden moeten proberen een huisbezoek af te leggen.
4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de afwijzing in stand blijft.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.