Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in twee samenhangende verzoeken om voorlopige voorzieningen, geregistreerd onder de zaaknummers AWB 22/4785 en AWB 22/5125. Verzoekster, een asielzoekster uit Den Haag, had de voorzieningenrechter verzocht om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) nadat haar verzoek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris had op 27 juli 2022 besloten om het verzoek van verzoekster af te wijzen, wat leidde tot bezwaar van verzoekster. Daarnaast had het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) op 28 juli 2022 de Rva-verstrekkingen van verzoekster beëindigd, omdat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) haar aanvraag om uitstel van vertrek had afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft op de zitting van 23 mei 2023, waar verzoekster niet aanwezig was, de verzoeken behandeld. De staatssecretaris gaf in een brief van 19 mei 2023 aan zich niet te verzetten tegen het toewijzen van het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak AWB 22/4785. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek toegewezen en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van €759,-. In de zaak AWB 22/5125 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank in de samenhangende zaak AWB 22/5124 al mondeling uitspraak had gedaan.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.