ECLI:NL:RBDHA:2023:7753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
SGR 22/2036
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die zich op 27 augustus 2018 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had deze aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat eiseres per 28 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het UWV handhaafde zijn besluit.

De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 behandeld, waarbij eiseres niet zelf aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en op 10 mei 2023 voortgezet, waarbij eiseres en haar gemachtigde wel aanwezig waren. De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld, waarbij de verzekeringsarts B&B van het UWV de medische belastbaarheid had vastgesteld. Eiseres betwistte de conclusies van het UWV en voerde aan dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend, met name op het gebied van haar psychisch functioneren.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op de relevante datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B voldoende rekening had gehouden met de door eiseres ingebrachte medische informatie. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de vastgestelde beperkingen te twijfelen en dat het UWV terecht de WIA-aanvraag had afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2036

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.E. Zalm),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat eiseres per 28 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 28 februari 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 5 september 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres is aanwezig via een beeldverbinding. De gemachtigde van het UWV is aanwezig via een telefonische verbinding. Eiseres is niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 10 mei 2023. De behandeling van het beroep heeft daarbij plaatsgevonden met behulp van een beeldverbinding. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als helpende B+ voor 20 uur per week. Op 27 augustus 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 28 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 4 februari 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 februari 2022
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 21 februari 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij is van mening dat haar beperkingen, zoals vastgesteld in de FML door de verzekeringsarts B&B, zwaar zijn onderschat. Eiseres vindt dat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen voor haar psychisch functioneren. Naast de borderline-problematiek en de zwakbegaafdheid speelt ook nog een depressieve stoornis. Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat de recidiverende depressieve stoornis in golfbewegingen komt (ups en downs), waardoor sprake is van een wisselend beloop van klachten, maar deze stoornis wel continue aanwezig is. Zij verwijst ook naar verschillende protocollen, waaronder het Protocol inzake borderlinepersoonlijkheidsstoornis, Protocol overspanning, Protocol depressieve stoornis en het Protocol angststoornis. Zij is van mening dat indien de protocollen in ogenschouw worden genomen versus het medische verhaal er meer beperkingen moeten worden aangenomen. Zij vindt dat het UWV op essentiële punten niet heeft gemotiveerd waarom bepaalde beperkingen niet worden opgenomen in de FML, terwijl volgens eiseres duidelijk is dat de beperkingen wel aanwezig zijn. Eiseres acht zich onder andere meer beperkt op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren (met name voor het omgaan met emoties en conflicten oplossen), dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Zij is van mening dat zij niet in staat is om meer dan vier uur per dag en twintig uur per week te werken. Verder stelt zij dat de verzekeringsarts B&B haar tegenwerpt dat zij een bepaald dagritme probeert aan te houden. Daarnaast is er geen lichamelijk onderzoek verricht door de verzekeringsarts. Ook zijn nieuwe klachten en onderzoeken niet meegenomen, is niet gevraagd naar informatie van de behandelaars en ontbreekt in het rapport van de verzekeringsarts B&B medische informatie van het ziekenhuis, de Lange Voorhout kliniek en de GGZ. Eiseres is vanwege haar beperkingen niet in staat om in de geduide functies werkzaam te zijn. Zij onderbouwt haar standpunt met verschillende brieven van haar zelf en haar behandelaars.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 28 mei 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 28 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres, zoals naar voren gebracht in de bezwaarschriften en op de hoorzitting. De door eiseres ingebrachte medische informatie heeft de verzekeringsarts B&B meegewogen in zijn beoordeling. De stelling van eiseres dat de verzekeringsarts B&B niet alle medische informatie heeft meegenomen in zijn beoordeling en ten onrechte geen medische informatie heeft opgevraagd bij haar behandelaars, volgt de rechtbank niet. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) mag een verzekeringsarts in beginsel varen op zijn eigen oordeel. [1] Het nader raadplegen van de behandelaars is alleen aangewezen in gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet, of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien de betrokkene stelt dat de behandelaars een beredeneerd afwijkend standpunt hebben over de beperkingen. Daarvan is hier niet gebleken. Daar komt bij dat eiseres zowel in bezwaar als beroep de nodige medische informatie heeft overgelegd over haar fysieke en psychische gesteldheid. Uit de rapporten van de verzekeringsarts B&B blijkt dat hij kennis heeft genomen van de overgelegde medische informatie en dat hij die heeft meegenomen in zijn beoordeling. Eiseres stelt dat informatie van het ziekenhuis, de Lange Voorhout kliniek en de GGZ niet is meegewogen en heeft deze stukken bij het aanvullend beroepschrift (opnieuw) overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 4 februari 2022 blijkt dat deze informatie voldoende duidelijk is meegewogen. De rechtbank ziet geen aanleiding om het medisch onderzoek hierom niet zorgvuldig te achten.
10. Ook in de omstandigheid dat de verzekeringsarts B&B eiseres in bezwaar niet heeft gesproken en/of lichamelijk onderzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. Het behoort in beginsel tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoeksmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld en vast te stellen tot welke beperkingen in arbeid dit leidt. Eiseres is in de primaire fase gezien en psychisch onderzocht door een verzekeringsarts. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport inzichtelijk gemotiveerd waarom een nader (lichamelijk) onderzoek op een spreekuur niet noodzakelijk was. Hij heeft daarbij toegelicht dat een onderzoek op een spreekuur geen relevante aanvullende informatie zou opleveren. Hij neemt hierbij in aanmerking dat het rapport van de primaire verzekeringsarts een voldoende uitgebreide weergave van de anamnese, het klachtenpatroon en het psychisch onderzoek bevat. Ook geeft hij aan dat de in bezwaar door eiseres aangeleverde nadere medische informatie een duidelijk beeld geeft van de belastbaarheid van eiseres en het verrichte specialistische en beeldvormende onderzoek naar de heupen, knieën en nek. Deze motivering acht de rechtbank voldoende en begrijpelijk.
11. Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: de fysieke en psychische klachten van eiseres, heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 28 mei 2021 in de rapporten van 4 februari 2022 en 5 september 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Eiseres stelt dat zij niet meer dan vier uur per dag en twintig uur per week kan werken. Deze urenbeperking van vier uur per dag en twintig uur per week die eiseres noemt, heeft de verzekeringsarts bij de primaire beoordeling overgenomen in de FML en heeft de verzekeringsarts B&B bevestigd in zijn rapport en de FML van 4 februari 2022. De verzekeringsarts B&B stelt dus terecht dat er geen verschil van mening is over de duurbelastbaarheid. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het UWV haar dagritme zou tegenwerpen. Zoals het UWV in het verweerschrift terecht opmerkt, is het dagritme van eiseres in het rapport van 4 februari 2022 slechts vermeld om de urenbeperking te onderbouwen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende heeft uitgelegd waarom de beroepsgronden van eiseres geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 4 februari 2022 toegelicht dat met de beperkingen die zijn aangenomen voor stresserende werkomstandigheden (structuur, regelmaat, duidelijkheid) en voor zware fysieke belasting (tillen, dragen, lopen en staan) in voldoende mate rekening wordt gehouden met de psychische aandoeningen (een licht verstandelijke beperking en een matig ernstige depressie) en lichamelijke klachten. Ten aanzien van de heup- en knieklachten heeft hij toegelicht dat deze klachten ook al bekend waren bij de beoordeling van de verzekeringsarts en dat er rekening is gehouden met de licht afwijkende bevindingen. Naar de mening van de verzekeringsarts B&B volstaan de daarvoor aangenomen beperkingen. Over de onderzoeken naar de rugklachten heeft hij geen informatie kunnen vinden. Wel ziet de verzekeringsarts B&B aanleiding om een beperking in de FML op te nemen voor het werken boven schouderhoogte, vanwege de schouderklachten.
14. De stelling van eiseres dat indien de protocollen voor borderlinepersoonlijkheidsstoornis, overspanning, depressieve stoornis en angststoornis in ogenschouw waren genomen er meer beperkingen waren aangenomen, slaagt niet. Allereerst merkt de rechtbank op dat uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat protocollen slecht zijn bedoeld als hulpmiddel voor de verzekeringsarts bij de medische beoordeling en dat de verzekeringsarts niet gehouden is het protocol puntsgewijs toe te passen. [2] Daarnaast vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts B&B in het rapport van 5 september 2022 voldoende heeft toegelicht dat er geen reden is om verdere beperkingen in de FML voor afleiding door activiteiten van anderen, veelvuldige storingen en onderbrekingen en inzicht in eigen kunnen op te nemen op basis van de protocollen in samenhang met de medische situatie van eiseres.
15. Het standpunt van eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met een wisselend beloop van de klachten voortkomend uit de depressieve stoornis, volgt de rechtbank niet. Ter zitting heeft het UWV aangegeven dat de verzekeringsarts eiseres heeft gezien op een moment dat zij een terugval had en waarvoor zij opnieuw met behandeling was gestart. Dit volgt ook uit het rapport van de verzekeringsarts. Nu eiseres is gezien ten tijde van een terugval ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met een wisselend beloop van de klachten voortkomend uit de depressieve stoornis en daarvoor onvoldoende beperkingen hebben aangenomen.
16. Ook de stelling van eiseres dat zij meer beperkt is voor het omgaan met emoties en het hanteren van conflicten dan in de FML is opgenomen, volgt de rechtbank niet. Uit de brief van 20 april 2020 van GZ-psycholoog Prijt, waar eiseres op wijst, volgt dat eiseres is gebaat bij structuur en duidelijkheid, dat zij onvoldoende vaardigheden heeft om op een gepaste manier met emoties om te gaan en conflicten op te lossen. Daarnaast volgt uit deze brief dat eiseres baat heeft gehad bij verschillende behandelingen en meer en meer vaardigheden is gaan inzetten om met hevige, intense emoties om te gaan, zodat zij zich kan kalmeren en meer de ruimte heeft bedachtzamer te reageren naar haar omgeving. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 28 juli 2021 en het rapport van de verzekeringsarts B&B van 4 februari 2022 volgt dat de verzekeringsartsen kennis hebben genomen van deze informatie. De verzekeringsarts heeft mede hierin aanleiding gezien eiseres te beperken voor zelfstandig handelen, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten. De verzekeringsarts B&B heeft in de rapporten van 4 februari 2022 en 5 september 2022 toegelicht dat hij geen aanleiding ziet deze beperkingen verder aan te scherpen. De rechtbank kan dit volgen en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsarts B&B meer beperkingen had moeten aannemen voor persoonlijk en sociaal functioneren.
17. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 5 september 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat de overige informatie van de behandelaars die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. De verzekeringsarts B&B heeft er terecht op gewezen dat eiseres in beroep het medische dossier (nogmaals) aan het dossier heeft toegevoegd zonder aan te geven of er relevante informatie is gemist in de heroverweging, welke dat dan zou zijn en wat voor invloed dat heeft op de belastbaarheid van eiseres.
18. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 28 mei 2021. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 28 mei 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite (ook) gericht tegen de juistheid van de medische beperkingen en daarmee de vastgestelde FML van 4 februari 2022. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank ziet daarom geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 28 mei 2021 met de middelste van de drie geduide functies 75,53% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 24,47% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht de WIA-aanvraag van eiseres per 28 mei 2021 afgewezen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 31 mei 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1132.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7873.