ECLI:NL:RBDHA:2023:787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
NL22.7720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van bestuurlijke dwangsommen bij inwilliging asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 8 april 2022, hield in dat de asielaanvraag van eiser was ingewilligd. Eiser heeft echter beroep ingesteld tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen aan hem verschuldigd zijn. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND bepaalt dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Eiser stelt dat deze tijdelijke wet in strijd is met het Unierecht, en verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens de verenigbaarheid van de regeling met het Unierecht beoordeeld, waarbij het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel aan de orde komen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat de uitsluiting van bestuurlijke dwangsommen niet in strijd is met deze beginselen. Dit betekent dat verweerder geen dwangsommen verschuldigd is, en dat eiser met zijn beroep niet kan bereiken wat hij wil. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.7720

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Jairam).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft op 2 mei 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Het procesbelang van eiser is gelegen in de vraag of eiser (op grond van artikel 4:19 van de Awb) in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder bij de inwilliging van de asielaanvraag dat hij aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Om die reden kan verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verbeuren. Eiser stelt evenwel dat de Tijdelijke wet in zoverre onverbindend is wegens strijd met het Unierecht. Hierbij verwijst hij onder meer naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022. [1]
2. Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de hier aan de orde gestelde regeling met het Unierecht geldt dat het buiten toepassing stellen van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag resulteren in voor asielaanvragen ongunstiger procedurevoorschriften dan die welke gelden voor soortgelijke situaties naar nationaal recht (gelijkwaardigheidsbeginsel). Daarnaast mag de uitoefening van het door het Unierecht verleende recht op internationale bescherming in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk worden gemaakt (doeltreffendheidsbeginsel).
3. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 30 november 2022 [2] geoordeeld dat artikel 1 van de Tijdelijke wet, voor zover het de uitsluiting van bestuurlijke dwangsommen betreft, niet in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel en evenmin met het gelijkwaardigheidsbeginsel. Dit heeft tot gevolg dat verweerder geen dwangsommen verschuldigd is. Hierdoor kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat het procesbelang ontbreekt.
4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.