ECLI:NL:RBDHA:2023:8145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
NL23.13275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Tunesische vreemdeling en de beoordeling van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische vreemdeling. De eiser, die op 1 mei 2023 in bewaring is gesteld, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zonder de vereiste documenten Nederland is binnengekomen en dat er een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft betwist dat er zware gronden zijn voor de maatregel, maar de rechtbank oordeelt dat de zware gronden feitelijk juist zijn en dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat er geen lichter middel kan worden toegepast. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure en dat er zicht is op uitzetting naar Tunesië. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13275

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.H.P. Buren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 9 mei 2023 de gronden van het beroep ingediend.
De rechtbank heeft op 17 mei 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Tunesische nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [1] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
3. Eiser betwist zware gronden 3a, 3b en 3d en de lichte grond 4c. Eiser betwist de feitelijke juistheid van de zware grond 3a niet. Wel stelt eiser dat vanwege de enkele omstandigheid dat hij in het verleden niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen niet zomaar kan worden aangenomen dat sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. Verder stelt eiser ten aanzien van de zware grond 3b dat hij verblijf beoogt bij zijn oom in Nederland en daarvoor een reguliere aanvraag heeft ingediend.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [3] volgt dat voor het opleggen van zware gronden alleen is vereist dat deze gronden feitelijk juist zijn en dat verweerder daar – als dat het geval is – geen nadere toelichting op hoeft te geven. [4] Naar het oordeel van de rechtbank zijn de zware gronden 3a en 3b feitelijk juist. In de maatregel van bewaring is terecht overwogen dat eiser zonder de vereiste documenten naar Nederland is gekomen en hij geen melding heeft gemaakt van zijn illegaal verblijf in Nederland. Deze zware gronden tezamen zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Verweerder heeft op grond hiervan terecht een risico op onttrekking van het toezicht en ontwijking of belemmering van de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure aangenomen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking.
Lichter middel
5. Eiser voert verder aan dat hij familie heeft in Nederland en daar kan verblijven, zodat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast om het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken te ondervangen, zeker niet nu eiser heeft verklaard niet naar Tunesië te willen gaan. [5] Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
Voortvarend handelen en zicht op uitzetting
7. Tot slot voert eiser aan dat op 20 maart 2023 een LP [6] -aanvraag is verzonden aan de Tunesische autoriteiten, maar tot op heden geen reactie is ontvangen. Ook is er geen rappel gestuurd aan de Tunesische autoriteiten. Gelet op de passieve houding van de Tunesische autoriteiten ontbreekt volgens eiser ook het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Tunesië.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting. Eiser is op 1 mei 2023 in bewaring gesteld. Op 4 mei 2023 heeft verweerder een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat verweerder voldoende voortvarend handelt als hij binnen zeven dagen na de oplegging van de maatregel van bewaring vertrekhandelingen verricht. [7] Verder loopt eisers LP-aanvraag nog bij de Tunesische autoriteiten. Niet is gebleken van concrete aanknopingspunten dat de Tunesische autoriteiten voor eiser geen LP zullen afgeven. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië niet ontbreekt.
Ambtshalve toets [8]
9. Voor het overige ziet de rechtbank ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
5.Proces-verbaal van gehoor van 1 mei 2023 (M110), p. 4 van 7.
6.Laissez-passer.
7.ABRvS 29 oktober 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK2270.
8.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.