ECLI:NL:RBDHA:2023:8147
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toegangsweigering aan Britse onderdaan in het kader van de Schengengrenscode
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Britse onderdaan die de toegang tot Nederland was geweigerd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze weigering gebaseerd op het feit dat verzoeker niet in het bezit was van een geldig visum of verblijfsvergunning, zoals vereist onder de Schengengrenscode. Verzoeker, die een bedrijf in Nederland heeft en rechtmatig verblijf claimt, stelde dat hij geen visumplicht heeft als Britse onderdaan en dat de weigering onterecht was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat verzoeker voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening. De rechter concludeerde dat verzoeker, als houder van een geldig paspoort, niet visumplichtig is en dat de toegangsweigering op onjuiste gronden was gebaseerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden van artikel 6 van de Schengengrenscode, wat betekent dat hem de toegang tot Nederland niet had mogen worden geweigerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat verzoeker toegang tot Nederland moet worden verleend totdat op zijn administratief beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van de Schengengrenscode en de rechten van Britse onderdanen na de Brexit.