ECLI:NL:RBDHA:2023:8206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL22.21173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige problemen met Al-Shabaab en onvoldoende bewijs voor 15c-situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit hebbende, heeft op 10 januari 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij stelt dat hij problemen heeft met een bepaalde partij in Somalië, wat hem zou bedreigen bij terugkeer. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de gestelde problemen met deze partij ongeloofwaardig achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen, ondanks dat hij wel zijn identiteit en nationaliteit heeft kunnen bevestigen. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser als summier en tegenstrijdig beoordeeld, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt. Eiser heeft ook verwezen naar de veiligheidssituatie in Somalië, maar de rechtbank oordeelt dat de situatie niet zodanig is dat er sprake is van een 15c-situatie, waarbij er een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM zou zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag terecht is afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21173

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigden: mr. J. Visschers en mr. K. Bruin).

ProcesverloopBij besluit van 27 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Visschers. Ter zitting is het beroep aangehouden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend in reactie op de aanvullende beroepsgronden van eiser.
Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep opnieuw op zitting behandeld op 19 mei 2023 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Abdullahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Bruin.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag eiser] 1993 en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 10 januari 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft met [naam partij] in Somalië. Hij is sinds 2016 werkzaam in een videowinkel genaamd
[naam videowinkel]met zijn broer waar met name romantische films (
Bollywoodfilms) werden verkocht en verhuurd. Ze hebben ook cd’s geleverd aan een legerbasis van [naam legerbasis]. [1] Na het overlijden van zijn broer heeft eiser zijn functie overgenomen en de werkzaamheden in de winkel voortgezet. Eiser is vervolgens bedreigd middels telefoontjes en sms door [naam partij]. Ook stelt eiser dat hij in Somalië werd gediscrimineerd, uitgescholden en tweemaal fysiek is aangevallen vanwege zijn etniciteit.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- De werkzaamheden van betrokkene in een winkel en de daaruit voortvloeiende problemen met [naam partij];
- Discriminatie vanwege het behoren tot de bevolkingsgroep [naam bevolkingsgroep].
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw. [2] Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst en de discriminatie die hij ervaart vanwege zijn etniciteit geloofwaardig geacht, maar het andere relevante element niet. Eiser heeft met zijn verklaringen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië te vrezen heeft voor [naam partij]. Er is in Somalië ook geen sprake van vervolging van de [naam bevolkingsgroep] stam, enkel en alleen vanwege het behoren tot die bevolkingsgroep. Verder is niet gebleken dat de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert allereerst aan dat op verweerder een samenwerkingsplicht rust. Met onderzoek kan verweerder eenvoudig bevestiging krijgen van het bestaan van de videowinkel van eiser en zijn broer. Hij stelt verder dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij werkzaam was in de winkel en daardoor problemen met [naam partij] heeft. Hij had in de winkel slechts een ondersteunende functie en daarom kan hij niet meer informatie verschaffen over de legerbasis van [naam legerbasis]. Ook vallen zijn tegenstrijdige verklaringen te herleiden tot verschillen tussen het aanmeldgehoor en het nader gehoor. Verweerder hecht volgens eiser te veel waarde aan het aanmeldgehoor. Eiser meent dat het voor zijn gemachtigde gelet op het tijdsbestek namelijk onmogelijk is om hem voor te bereiden op de asielprocedure in het aanmeldcentrum en het aanmeldgehoor door te nemen. Verder stelt eiser dat de veiligheidssituatie in Somalië, met name in en rond Mogadishu, zeer fluïde is en lijkt te verslechteren. Eiser behoort tot de [naam bevolkingsgroep] en de veiligheidssituatie in Somalië zal voor hem leiden tot een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (hierna: 15c-situatie). [3]
6. In de aanvullende beroepsgronden verwijst eiser naar een Facebook-video. Hij stelt dat hieruit blijkt dat de winkel door hem werd gedreven. In de video is namelijk het telefoonnummer van eiser te zien. Ook heeft eiser een foto overgelegd van de contactgegevens van zijn WhatsApp-account, om aan te tonen dat dit hetzelfde telefoonnummer betreft. Verder meent eiser dat niet meer kan worden uitgegaan van de uitspraak van de Afdeling [4] van 23 mei 2018. [5] De veiligheidssituatie in Mogadishu is aanzienlijk verslechterd, ook voor gewone burgers. De aanslagen en de impact daarvan nemen toe. Hij verwijst daarbij naar twee recente bomaanslagen, op 29 oktober 2022 en 22 januari 2023. Eiser stelt daarom dat sprake is van de ‘
most extreme case of general violence’. [6] Eiser meent verder dat zijn individuele omstandigheden, met name de discriminatie die hij ervaart wegens zijn etniciteit, meegewogen moeten worden bij de beoordeling of sprake is van een 15c-situatie. Hij verwijst daarbij ook naar de gestelde prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, over de ‘communicerende vaten’. [7]
De rechtbank oordeelt als volgt.
Problemen met [naam partij]
7. Het is aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Daarnaast rust op verweerder een samenwerkingsplicht. [8] De vraag of verweerder in een individuele zaak heeft voldaan aan zijn samenwerkingsplicht, dient per geval beantwoord te worden. [9] In dit geval heeft eiser geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn werkzaamheden in de winkel. Ook zijn de verklaringen van eiser op een aantal punten terecht als summier, oppervlakkig en tegenstrijdig bestempeld door verweerder. Eiser heeft dit niet kunnen weerleggen. Hij heeft niet kunnen uitleggen waarom de verklaringen van eiser in het aanmeldgehoor en het nader gehoor zo van elkaar verschillen. Verder heeft eiser zodanig wisselende verklaringen afgelegd over zijn werkzaamheden in de winkel, dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde gebeurtenissen. Gelet hierop heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek naar te doen naar de gestelde winkel van eiser en zijn broer.
8. De door verweerder gesignaleerde tegenstrijdige verklaringen zien op de kern van eisers asielrelaas en zijn daarmee van belang voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Deze mogen dan ook aan eiser worden tegengeworpen, ook als de verklaringen zijn afgelegd tijdens het aanmeldgehoor. Indien eiser niet tevreden is over de wijze waarop verslag is gedaan van zijn verklaringen in het aanmeldgehoor, staat het hem vrij daar correcties en aanvulling op in te dienen. Dat het onmogelijk is voor de gemachtigde om het gehoor met eiser te bespreken, wordt niet gevolgd. Eiser heeft immers correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor ingediend, die ook zijn betrokken bij de besluitvorming.
9. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom sprake is van summiere en oppervlakkige verklaringen over de gestelde werkzaamheden in de winkel en de gestelde leveringen aan [naam legerbasis]. Zo heeft eiser verklaard dat hij regelmatig met zijn broer naar de legerbasis ging om daar goederen te verkopen. Eiser heeft ook verklaard gebeld te zijn door [naam legerbasis], waaruit blijkt dat hij zelf ook contact met deze organisatie had en niet alleen zijn broer. Dit maakt dat verwacht mag worden dat eiser meer kan vertellen over [naam legerbasis], in ieder geval over de contacten en hoe de verkoop geschiedde. Eiser heeft wisselende verklaringen afgelegd over de aard en frequentie van de leveringen aan [naam legerbasis], wat verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde activiteiten.
10. Daargelaten dat eiser wisselend heeft verklaard over hoe hij is bedreigd door [naam partij], is het bevreemdend dat eiser na deze bedreigingen zijn werkzaamheden probleemloos voort kon zetten. Eiser zou moeten verschijnen bij
Toro Toro, omdat hij in een winkel werkte die negatief bekend stond bij [naam partij]. Vervolgens bleef hij nog een tijd probleemloos werken in diezelfde winkel. De stelling van eiser dat hij van telefoonnummer is gewisseld doet daar niet aan af. De locatie van de winkel, en daarmee de plek waar eiser dagelijks te vinden is door [naam partij], was immers onveranderd.
11. Ter zitting heeft eiser verwezen naar een Afdelingsuitspraak van 15 maart 2023. [10] Eiser stelt dat de Afdeling in deze uitspraak heeft geoordeeld dat naar de landeninformatie gekeken moet worden. [naam partij] belast winkeliers en als de belasting niet wordt betaald zijn ze meedogenloos. Eiser stelt dat hieruit duidelijk blijkt dat een videowinkel zoals die van hem, waar romantische
bollywoodfilmsworden verkocht, in de negatieve aandacht van [naam partij] staat. De rechtbank is van oordeel dat deze uitspraak geen ander licht werpt op wat hiervoor is overwogen. In die zaak had verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de gestelde moord op de broer van de vreemdeling door [naam partij] ongeloofwaardig was en speelde de vraag of een kleine winkel aan huis gold als winkel waarvan [naam partij] belasting heft. Nu de situatie in de zaak van eiser evident anders is dan de onderhavige zaak, kan een beroep op de Afdelingsuitspraak niet slagen.
12. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte overwogen dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor problemen met [naam partij]. Eiser heeft deze ongeloofwaardigheden in beroep onvoldoende weersproken. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat zelfs in het geval dat wel wordt gevolgd dat eiser werkzaam is geweest in de winkel, de gestelde problemen met [naam partij] nog steeds niet aannemelijk zijn gemaakt.
15c-situatie
13. Om te kunnen spreken van een 15c-situatie, moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [11] De Afdeling heeft bij uitspraak van 23 mei 2018 geoordeeld dat een dergelijk situatie in Mogadishu niet aan de orde is.
14. Voorts blijkt uit het Ambtsbericht Somalië van de minister van Buitenlandse Zaken van december 2021 niet dat de veiligheidssituatie in Mogadishu wezenlijk anders is dan de situatie in 2018. Uit dit ambtsbericht blijkt weliswaar dat de algehele veiligheidssituatie fragiel is en [naam partij] ook slachtoffers maakt onder burgers, maar de aanslagen van [naam partij] richten zich in het algemeen niet tegen willekeurige burgers. Dit betekent dat nog steeds niet gesproken kan worden van een 15c-situatie in Somalië.
15. Uit de Kamerbrief van 4 maart 2022 [12] blijkt verder dat Mogadishu nog altijd onder controle staat van de Somalische regering en dat, hoewel de veiligheidssituatie in de hoofdstad fragiel is en [naam partij] in staat is om aanslagen te plegen, deze aanslagen zich in het algemeen niet richten tegen willekeurige burgers.
16. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat niet meer van het oordeel van de Afdeling uitgegaan mag worden. Eiser is hierin niet geslaagd. De twee recente bomaanslagen waar eiser op wijst, van 29 oktober 2022 en 22 januari 2023, passen in het beeld dat van Mogadishu bekend is. [naam partij] is in staat om aanslagen te plegen. Deze richten zich niet specifiek op burgers, maar vooral de hooggeplaatste figuren in de Somalische samenleving zijn het doelwit. Dit neemt niet weg dat burgers desondanks slachtoffer kunnen worden van deze aanslagen, maar dat is onvoldoende om te stellen dat er wijdverbreide en willekeurige aanslagen worden gepleegd door [naam partij]. In dit geval is dan ook geen sprake van een uitzonderlijke situatie waarbij de situatie zo onveilig is dat eenieder puur door het aanwezig zijn in Mogadishu al een reëel en ernstig risico loopt op schending artikel 3 van het EVRM.
Individuele omstandigheden bij artikel 15c-situatie
17. Uit het arrest Elgafaji [13] volgt dat persoonlijke omstandigheden en de identiteit van de vreemdeling niet ter zake doen om onder de reikwijdte van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn te vallen. [14]
18. Wanneer sprake is van een uitzonderlijke hoge mate van willekeurig geweld, dan zou subsidiaire bescherming zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn kunnen worden verleend, ongeacht de persoonlijke omstandigheden of kenmerken van de vreemdeling. In het geval van een lagere mate van willekeurig geweld, kan dit in samenhang met persoonlijke omstandigheden zoals eisers etniciteit, leiden tot subsidiaire bescherming als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder a of b, van de Kwalificatierichtlijn. Verweerder heeft eisers individuele omstandigheden dan ook terecht niet meegewogen bij de beoordeling of sprake is van een 15c-situatie.
Conclusie
19. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
20. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.African Union Mission in Somalia.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Richtlijn 2011/95/EU.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zoals bedoeld in het arrest N.A. tegen het Verenigd Koninkrijk van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 17 juli 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:0717JUD002590407.
7.Zie uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1329.
8.Zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn (omgezet in artikel 31, tweede lid, van de Vw).
9.Uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:208.
11.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
12.Kamerbrief ‘Landenbeleid Somalië’ van 4 maart 2022 met als kenmerk 3740460.
13.Arrest Elgafaji tegen Nederland van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 februari 2009. ECLI:EU:C:2009:94.
14.Zie rechtsoverweging 34 en 35.