ECLI:NL:RBDHA:2023:8208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL23.3051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van tijdelijke bescherming voor Oekraïense ontheemden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoeker die niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. De verzoeker, die op 9 november 2022 Nederland binnenkwam, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd meegedeeld dat hij niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 mei 2023 behandeld in Breda, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker niet onder de richtlijn valt, omdat hij Oekraïne al vóór de peildatum van 27 november 2021 had verlaten. De voorzieningenrechter stelde vast dat het bestreden besluit geen terugkeerbesluit was en dat de verzoeker rechtmatig verblijf had in Nederland, aangezien hij een onvolledige asielaanvraag had ingediend. De verzoeker voerde aan dat hij een spoedeisend belang had, omdat hij Nederland moest verlaten en niet kon werken. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker momenteel via internet werkte en dat hij als asielzoeker onder bepaalde voorwaarden ook recht had op werk.

Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter benadrukte dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3051

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. [1]
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 mei 2023 op zitting behandeld in Breda. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen
C. Shaljan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Verzoeker heeft de Oekraïense nationaliteit en is op 9 november 2022 Nederland binnengekomen. Hij heeft zich in december 2022 ingeschreven in de BRP [2] van de gemeente [Gemeente]. Sindsdien verblijft verzoeker in de gemeentelijke opvang. Vervolgens heeft hij bij verweerder kenbaar gemaakt aanspraak te willen maken op tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit. [3]
Standpunten van verweerder en verzoeker
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat verzoeker niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. In deze brief is aangekruist dat verzoeker daarvoor niet in aanmerking komt omdat hij al vóór 27 november 2021 is vertrokken uit Oekraïne en hij voor die datum niet in Nederland verbleef. Verweerder heeft hieraan een handgeschreven toelichting toegevoegd: “
U hebt verklaard uit Oekraïne te zijn vertrokken op 23-10-2020. U hebt verklaard in China gewoond en gewerkt te hebben van 23-10-2020 tot 08-11-2022. U hebt verklaard sindsdien niet meer naar Oekraïne te zijn gegaan. Dit is voor de peildatum. U bent niet ontheemd geraakt door het conflict. U valt niet onder de richtlijn.”. Verweerder plaatst daarom bij verzoeker geen verblijfssticker in zijn paspoort of verstrekt geen O-document [4] als bewijs van verblijf.
3. Ook heeft verweerder medegedeeld dat de gemeente zal worden bericht dat verzoeker niet als tijdelijk beschermde wordt aangemerkt, waarbij de gemeente verzoeker nader zal informeren over de consequenties daarvan voor het recht op opvang en voorzieningen. Tot slot heeft verweerder medegedeeld dat verzoekers inschrijving bij de gemeente een onvolledige asielaanvraag is. Dit heeft als gevolg dat verzoeker rechtmatig verblijf heeft in Nederland. [5] Indien hij asiel wil aanvragen zal de IND [6] die aanvraag in behandeling nemen en gedurende de behandeling van die aanvraag heeft hij ook recht op opvang bij het COa. [7] Als hij besluit om geen asielaanvraag in te dienen, moet verzoeker Nederland in beginsel verlaten en hij ontvangt dan ook geen opvang en voorzieningen.
4. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter te bepalen om verweerder te verbieden tot uitzetting van verzoeker over te gaan. Hij verzoekt ook om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten tot verweerder op het bezwaarschrift heeft beslist.
5. In zijn verzoek voert hij aan dat hij een spoedeisend belang heeft omdat hij volgens het bestreden besluit Nederland dient te verlaten. Indien hij dit niet doet, dreigt hij te worden uitgezet naar Oekraïne. Ook stelt verzoeker een spoedeisend belang te hebben omdat hij wil werken en inkomen wil verwerven. Sinds verweerder het bestreden besluit heeft genomen is het voor verzoeker niet langer mogelijk om te werken. Verder voert verzoeker aan dat hij wel onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt. In het Uitvoeringsbesluit staat namelijk dat Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming en verzoeker verbleef voor deze datum in Oekraïne. Daarnaast wijst verzoeker erop dat verweerder een brief met vragen naar verzoeker heeft verzonden naar aanleiding van zijn bezwaar. Daar blijkt volgens verzoeker uit dat verweerder een onderzoeksbelang in het bezwaar ziet. Verder heeft verzoeker ter zitting aangevoerd dat niet op voorhand kan worden gezegd dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft, nu verweerder niet kan verklaren wanneer hij op het bezwaarschrift beslist en ook niet kan uitsluiten dat verzoeker alsnog wordt gehoord. Verzoeker stelt tot slot dat verweerder de persoonlijke omstandigheden van verzoeker diende te betrekken bij zijn besluitvorming. [8]
Spoedeisend belang
6. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
7. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat uit het besluit volgt dat hij Nederland dient te verlaten en dat uitzetting naar Oekraïne dreigt wanneer hij Nederland niet verlaat. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bestreden besluit wordt vermeld dat verzoeker een onvolledige asielaanvraag heeft ingediend en hij om die reden rechtmatig verblijf heeft in Nederland. In het bestreden besluit staat ook dat verzoeker naar het aanmeldcentrum te Ter Apel dient te gaan om zijn asielprocedure te doorlopen. Daarnaast wordt uitdrukkelijk benoemd dat het bestreden besluit geen terugkeerbesluit is. Uitzetting naar Oekraïne is daarom niet aan de orde. Verzoeker wordt ook niet gevolgd in zijn stelling dat hij een spoedeisend belang heeft omdat hij wil werken en inkomen wil verwerven. Op zitting is gebleken dat verzoeker momenteel via internet werkt en op die manier inkomen verwerft. Daarnaast is het ook voor asielzoekers mogelijk om onder bepaalde voorwaarden te werken. De door verzoeker gestelde omstandigheden leveren dus geen spoedeisend belang op.
8. De voorzieningenrechter moet ook zelf (ambtshalve) toetsen of sprake is van een spoedeisend belang. Vastgesteld wordt dat in het bestreden besluit staat dat het maken van bezwaar geen opschortende werking heeft. Het bestreden besluit heeft als gevolg dat verzoeker geen aanspraak meer kan maken op de rechten die verbonden zijn aan de status tijdelijk beschermde. Dit betekent dat verzoeker in onzekerheid verkeert of en hoelang hij nog in de gemeentelijke opvang kan verblijven. Deze onzekerheid levert wel een spoedeisend belang op bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
Beoordelingskader
9. De voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
10. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
11. De groepen vreemdelingen die volgens het Uitvoeringsbesluit onder de reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen, zijn de volgende categorieën personen die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie door de Russische strijdkrachten die op die datum begon:
a. a) Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven;
b) staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming of gelijkwaardige nationale bescherming genoten;
c) gezinsleden van de in punten a) en b) genoemde personen.
Gezinsleden zijn, kort gezegd, de partner, minderjarige ongehuwde kinderen en andere naaste familieleden die ten tijde van ontheemding met het gezin samenwoonden en op dat moment grotendeels of volledig afhankelijk waren van de onder a) of b) bedoelde persoon.
12. Verweerder heeft het Uitvoeringsbesluit omgezet in artikel 3.9a van het Vv [9] en daarbij de bescherming ten opzichte van het Uitvoeringsbesluit uitgebreid, door deze toe te kennen aan vreemdelingen die na 26 november 2021 uit Oekraïne zijn vertrokken.
Inhoudelijke beoordeling
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat verzoeker niet onder de werking van de Richtlijn tijdelijke bescherming valt. Het staat niet ter discussie dat verzoeker Oekraïne heeft verlaten voor de door Nederland gehanteerde peildatum van 26 november 2021, namelijk op 23 oktober 2020. Het bestreden besluit is op dit punt deugdelijk gemotiveerd. Ook volgt de voorzieningenrechter verzoeker niet in zijn interpretatie van het Uitvoeringsbesluit. Het Uitvoeringsbesluit strekt ertoe om tijdelijke bescherming te verlenen aan Oekraïense onderdanen die in Oekraïne verblijven en sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt door de militaire invasie. Verzoeker verbleef sinds 23 oktober 2020 niet meer in Oekraïne en heeft Oekraïne daarom ook niet verlaten vanwege de militaire invasie. Hij is dus niet ontheemd geraakt zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit.
14. Nu verweerder terecht heeft overwogen dat verzoeker niet onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt, heeft het bezwaar tegen het bestreden besluit geen redelijke kans van slagen. Anders dan verzoeker stelt, kan uit het verzenden van een herstelverzuimbrief met vragen niet worden afgeleid dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Datzelfde geldt voor het feit dat verweerder nog geen duidelijkheid kan verschaffen over de vraag wanneer op het bezwaar zal worden beslist en of verzoeker in bezwaar zal worden gehoord. Deze argumenten veranderen immers niets aan het feit dat verzoeker voor de peildatum Oekraïne heeft verlaten en aan het oordeel dat hij daarmee niet onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt.
15. Nu het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft, ziet de voorzieningenrechter geen ruimte voor een belangenafweging om alsnog de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Verzoeker heeft een asielaanvraag ingediend en kan gebruik maken van het daarbij behorend recht op opvang. Verzoeker mag als asielzoeker ook arbeid verrichten in Nederland, zij het onder beperkingen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om vreemdelingen met de Oekraïense nationaliteit die voor de peildatum uit Oekraïne zijn vertrokken anders te behandelen dan asielzoekers.
Conclusie
16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
17. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.R. de Mul, griffier, op de hieronder vermelde datum en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Artikel 3.9a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 luidt als volgt:

1) Als vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.1a, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen die:
a.
de Oekraïense nationaliteit hebben en die na 26 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht of die in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 februari 2022 naar het grondgebied van de Europese Unie zijn gereisd;
b.
de Oekraïense nationaliteit hebben en die kunnen aantonen dat zij in de periode vóór 27 november 2021 feitelijk al in Nederland verbleven; of
c.
beschikken over een op 23 februari 2022 geldige Oekraïense permanente verblijfsvergunning en ten aanzien van wie:
1°.aannemelijk is dat zij Oekraïne na 26 november 2021 hebben verlaten; en
2°.niet is gebleken dat zij na 23 februari 2022 naar het land van herkomst zijn teruggekeerd.
2) Artikel 3.1a, eerste lid, aanhef en onder b tot en met d, van het Besluit, is van overeenkomstige toepassing op familieleden van vreemdelingen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3, tweede lid, van de Richtlijn tijdelijke bescherming luidt als volgt:

De lidstaten passen de regeling inzake tijdelijke bescherming toe met inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en hun verplichtingen inzake het verbod tot uitzetting of teruggeleiding.
Punt 24 van de preambule van het Uitvoeringsbesluit luidt als volgt:

Dit besluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die worden erkend door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Basisregistratie Personen.
3.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
4.Ontheemden-document.
5.Op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
6.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
7.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
8.Verzoeker verwijst in dit verband naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2023:1008.
9.Voorschrift Vreemdelingen 2000.