ECLI:NL:RBDHA:2023:825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 95
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een bedrijfsloods op grond van de Opiumwet na aantreffen van chemische stoffen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de burgemeester van de gemeente Westland en twee B.V.'s die eigenaar zijn van een bedrijfsloods. De burgemeester had op 29 juli 2021 besloten om de loods te sluiten voor de duur van drie maanden, omdat er chemische stoffen waren aangetroffen die in verband worden gebracht met de productie van harddrugs. Eiseres 1, eigenaar van de loods, had de loods verhuurd aan een voormalig huurder die een groothandel in elektronische apparatuur exploiteerde. Na een politie-inval op 7 juni 2021, waarbij gevaarlijke chemische stoffen werden aangetroffen, heeft eiseres 1 de huurovereenkomst beëindigd en de loods verhuurd aan eiseres 2. De burgemeester verklaarde het bezwaar van de eiseressen ongegrond, waarna zij beroep instelden.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat de aangetroffen stoffen, hoewel op zichzelf legaal, in combinatie en hoeveelheid konden wijzen op een intentie tot het vervaardigen van harddrugs. De rechtbank concludeerde dat eiseres 1 onvoldoende toezicht had gehouden op de loods en dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat. De rechtbank vond de duur van de sluiting van drie maanden evenredig en oordeelde dat de gevolgen voor eiseres 1 niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die met de sluiting werden gediend. Het beroep van de eiseressen werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/95

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2023 in de zaak tussen

1. [eiseres 1] B.V.,eiseres 1
2. [eiseres 2] B.V.eiseres 2
beiden gevestigd te [plaats] , gemeente Westland,
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

de burgemeester van de gemeente Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Meijer).

Procesverloop

Met het besluit van 29 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder gelast de bedrijfsloods (bekend als hal B) op het perceel [adres] [nummer] te [plaats] (de loods) met ingang van 4 augustus 2021 voor de duur van drie maanden te sluiten.
Met het besluit van 25 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2022.
Aanwezig waren [A] en [B] namens eiseres 1, bijgestaan door de gemachtigde. Eiseres 2 heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiseres 1 is eigenaar van de loods en verhuurde de loods aan [bedrijfsnaam] (hierna: voormalig huurder). Deze voormalig huurder exploiteert een groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen, import en export en verkoop van tuinbouwverlichting en elektronica.
1.2.
Op 7 juni 2021 is de loods door de politie doorzocht. In een bestuurlijke rapportage heeft de politie aan verweerder verslag gedaan van de doorzoeking. In de rapportage is vermeld dat in de loods, achter pallets met assimilatielampen, een aantal jerrycans met chemische grondstoffen zijn aangetroffen, namelijk: 260 liter Methyl Ethyol Ketone (MEK), 460 liter Hexane, 800 liter Etyl Acetate, 320 liter Hydro chloric Acid 37% (zoetzuur) en 60 liter Ammoniak. Hierover is in de rapportage vermeld dat deze stoffen geregeld door de politie worden aangetroffen in cocaïne-wasserijen. De chemische stoffen zijn in beslag genomen. Na de controle heeft eiseres 1 de huurovereenkomst met de voormalig huurder beëindigd. Met ingang van 1 juli 2021 heeft eiseres 1 de loods verhuurd aan eiseres 2.
Met het primaire besluit heeft verweerder de sluiting van de loods gelast. Na opschorting van de sluiting in verband met de ingediende voorlopige voorziening is de sluiting van loods geëffectueerd van 16 september 2021 tot 3 november 2021.
Wat vindt verweerder?
2.1.
Eiseres 1 heeft onvoldoende concreet toezicht gehouden op de loods die zij verhuurt. Het enkel langsgaan bij een pand, bijvoorbeeld om de meterstanden op te nemen of waterschade op te nemen is niet voldoende. Verweerder verwijst daarbij naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 17 juni 2019. [1] Van eiseres 1 kon te meer gevergd worden om concrete controles uit te voeren omdat zij op 3 november 2020 een bestuurlijke waarschuwing heeft gekregen vanwege de vondst van harddrugs in een container in het bedrijfspand.
2.2.
De voormalig huurder handelde in elektronische- en telecommunicatieapparatuur, tuinbouwverlichting en elektronica en niet in de aangetroffen chemische stoffen MEK, Hexane en Etyl Acetate. De aangetroffen chemische stoffen hebben elk een rol en doel in het proces om cocaïne te wassen. Eiseres 1 wist dus of had ernstige redenen om te vermoeden dat de aangetroffen combinatie van chemische stoffen bestemd waren voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs.
Wat vinden eiseressen?
3.1.
Eiseres 1 stelt dat zij wel degelijk een strikte mate van concreet toezicht op de loods heeft gehouden. De negentig gebouwen waarvan de loods deel uitmaakt, worden iedere maand gecontroleerd waarbij ook de meterstanden worden gecontroleerd. De jerrycans met chemische stoffen stonden in plastic verpakt achter assimilatielampen en waren niet goed te zien. Voordat eiseres 1 een huurcontract sluit wordt met de aspirant huurder een stevig gesprek gehouden. Van belang is verder dat eiseres 1 na de controle door de politie de huur direct heeft opgezegd.
3.2.
Verder stelt eiseres 1 dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de aangetroffen chemische stoffen bestemd zijn voor het maken van harddrugs door de voormalig huurder dan wel door derden. Daarvoor dient verweerder bijkomende omstandigheden aan te voeren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Uit artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in samenhang met artikel 10a van de Opiumwet, volgt dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in een bedrijfspand voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan gelet op de aard, hoeveelheid en combinatie, al dan niet in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet te handelen, zoals door cocaïne te wassen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 10a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [2] volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.
4.2.
Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige cocaïnewasserij op te zetten. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van cocaïnewasserij. Ook indien slechts een deel van de voorhanden voorwerpen geëigend is om een beroeps- of bedrijfsmatige (grootschalige) cocaïnewasserij op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs. [3]
4.3.
De in de loods aangetroffen chemische stoffen zijn op zichzelf bezien legaal. Verweerder heeft zich op grond van de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage echter redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat van de in het pand aangetroffen chemische stoffen wegens hun aard en hoeveelheid kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat die bestemd zijn voor een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige cocaïnewasserij.
Uit het in 4.1. en 4.2. weergegeven toetsingskader volgt dat verweerder niet hoeft vast te stellen dat de voormalig huurder of een derde de (subjectieve) intentie had om met de combinatie van aangetroffen stoffen harddrugs te vervaardigen. Verweerder mocht uit de combinatie en hoeveel van de aangetroffen chemische stoffen aannemelijk achten dat die
bestemd zijnvoor een cocaïnewasserij.
Verweerder was daarom bevoegd om tot sluiting van de loods over te gaan.
Evenredigheid van de sluiting
4.4.
Vervolgens is de vraag aan de orde of verweerder van zijn sluitingsbevoegdheid gebruik mocht maken.
Noodzaak sluiting
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de sluiting van de loods noodzakelijk heeft kunnen vinden voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Verweerder mag daaraan mede ten grondslag leggen dat uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de inval in de loods niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een grootschalig landelijk politieonderzoek. De directe aanleiding voor de inval is het aantreffen van een cocaïnewasserij op 25 mei 2021 in Amsterdam. Dit maakt aannemelijk dat de loods onderdeel is geweest van een crimineel netwerk waarbij sprake was van een intentie tot strafbare voorbereidingshandelingen. Dit levert op zichzelf al een noodzaak op tot sluiting van de loods.
Evenwichtigheid van de sluiting
4.6.
Als verweerder zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de loods noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen of de sluiting evenwichtig is.
Verwijtbaarheid en gevolgen van de sluiting
4.7.
Eiseres 1 heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van voldoende concreet toezicht. Het langsgaan bij de loods om de meterstand te controleren en om te controleren of er waterschade is ontstaan, is onvoldoende in het licht van de eerdere waarschuwing die eiseres 1 heeft gekregen na een eerdere drugsvondst. Eiseres 1 diende ook toezicht te houden op het gebruik van de loods en had verder door moeten vragen bij de in zwart plastic aangetroffen goederen. Zij heeft de controles ook niet schriftelijk vastgelegd. Ook het voeren van een indringend gesprek met de kandidaat huurder is onder deze omstandigheden niet voldoende.
4.8.
Volgens de sanctiematrix uit het Damoclesbeleid gemeente Westland 2020 wordt een lokaal in geval van voorbereidingshandelingen tot handel en productie van harddrugs voor de duur van 6 tot 12 maanden gesloten. De rechtbank is er wel van overtuigd dat eiseres 1 goede intenties heeft gehad om controles uit te oefenen, maar zij is van oordeel dat eiseres 1 in die controles tekort is geschoten. Verweerder heeft hiermee al rekening gehouden door de duur van de sluiting te beperken tot drie maanden. Feitelijk heeft de sluiting ongeveer zeven weken geduurd. Niet gebleken is van zodanige bijzondere omstandigheden dat verweerder in deze situatie verder had moeten afwijken van zijn beleid dan hij met de sluiting voor de duur van drie maanden heeft gedaan. De financiële gevolgen van de sluiting zijn inherent aan de door verweerder noodzakelijk geachte herstelsanctie en dienen voor rekening van eiseres 1 te komen. De rechtbank is van oordeel dat de gevolgen van het bestreden besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de sluiting voor de duur van drie maanden te dienen doelen.
4.9.
Het beroep is ongegrond.
4.10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2019:2462
2.Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4 en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3378