In deze zaak heeft verzoeker, een Syrische nationaliteit, op 2 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 3 november 2022 de aanvraag ingewilligd, nadat verzoeker verweerder in gebreke had gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar dit beroep werd door de rechtbank als prematuur beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn op 2 mei 2022 was verstreken, maar dat verzoeker pas op 27 september 2022 beroep heeft ingesteld, terwijl de termijn van twee weken na de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Hierdoor was het beroepschrift prematuur en niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van een ontvankelijk beroep en dus ook niet van tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van de relevante wetgeving. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.