ECLI:NL:RBDHA:2023:8358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.8102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet in behandeling nemen van asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Spanje niet de nodige bescherming heeft gekregen en dat hij daar blootgesteld is aan discriminatie en geweld. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris, in zijn besluit terecht heeft aangenomen dat Spanje voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat dit beginsel in zijn geval niet meer van toepassing is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser aan Spanje onevenredige hardheid zou opleveren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8102
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev ).

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.8103, op 4 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
2. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft geen opvang gekregen in Spanje. Eiser is verder in Spanje blootgesteld aan discriminatie, pesterijen, armoede, onveiligheid en criminaliteit. Het huis waar hij verbleef is in brand gestoken en hij is bedreigd. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan, maar de Spaanse autoriteiten hebben hem niet kunnen en willen
helpen. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn verklaringen aanleiding geven dat er concrete aanwijzingen zijn dat Spanje zijn verplichtingen niet nakomt.
3. Verweerder mag in zijn algemeenheid ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 8 juli 2021, 12 mei 2022 en 27 januari 2023.1 Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
4. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er in zijn situatie niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd. Daarnaast garandeert Spanje met het claimakkoord dat de asielaanvraag van eiser beoordeeld zal worden en zal worden behandeld in lijn met de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Bij voorkomende problemen met betrekking tot de opvang, toegang tot de asielprocedure of andere voorkomende problemen in Spanje dient eiser zich te beklagen bij de (hogere) autoriteiten van Spanje. Eiser heeft enkel verklaard dat hij aangifte heeft gedaan van brandstichting van de woning waar hij een tijdje verbleef door Algerijnse mannen en dat de Spaanse autoriteiten hem niet helpen. Eiser heeft dit niet nader onderbouwd met stukken. Er is dan ook niet gebleken dat voor eiser de mogelijkheid niet bestaat om te klagen of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
Artikel 17 van de Dublinverordening (Dv)
5. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om tot de conclusie te komen dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt. Eisers eerdergenoemde persoonlijke omstandigheden hadden verweerder aanleiding moeten geven om de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken.
6. Volgens paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) maakt de Staatssecretaris terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening als Nederland daar op grond van in de verordening neergelegde criteria niet toe is verplicht. Gezien de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de Staatssecretaris terughoudend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in wat eiser naar voren heeft gebracht, ook in samenhang bezien, in redelijkheid geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig heeft hoeven achten die maken dat eisers overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft eiser zijn verklaringen niet onderbouwd. Bij voorkomende problemen in Spanje dient eiser zich te beklagen bij de (hogere) autoriteiten van Spanje. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 april 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.