ECLI:NL:RBDHA:2023:8365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL22.13311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Keekstra-Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verblijfsvergunning en inreisverbod op basis van onjuiste gegevens over nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning en het opleggen van een inreisverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de verblijfsvergunning heeft ingetrokken op basis van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn nationaliteit. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail beschreven, waarbij de eiser in 1998 een machtiging tot voorlopig verblijf kreeg en later de Nederlandse nationaliteit verwierf. Echter, de staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser nog steeds de Egyptische nationaliteit bezit, wat eiser ontkende. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende bewijs heeft geleverd dat eiser in Egypte geregistreerd staat met de Egyptische nationaliteit en dat hij deze niet heeft verloren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking van de verblijfsvergunning en het inreisverbod rechtmatig zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13311

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman ).

Procesverloop

In het besluit van 2 december 2021 (het primaire besluit I) heeft verweerder de aan eiser verleende reguliere vergunning onder de beperking “
tijdelijke humanitaire gronden” ingetrokken. Daarnaast is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
In het besluit van 20 december 2021 (het primaire besluit II) heeft verweerder de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de hiervoor genoemde vergunning afgewezen.
Bij besluit van 20 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de (afzonderlijk) ingediende bezwaren tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.13312 (het verzoek om een voorlopige voorziening), op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was een tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
1.1.
Op 5 maart 1998 is door de Visadienst positief geadviseerd over afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van eiser. Na inreis hier te lande is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “
verblijf bij partner [naam 2]”.
1.2.
Op 10 oktober 2001 heeft eiser een verzoek om naturalisatie tot Nederlander ingediend. Bij Koninklijk Besluit van 25 maart 2002 is aan eiser het Nederlanderschap verleend. Verweerder heeft vervolgens bij brief van 28 februari 2011 aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt tot intrekking van voornoemd Koninklijk Besluit. Bij besluit van 19 augustus 2011 heeft verweerder het Nederlanderschap van eiser ingetrokken op grond van artikel 14, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap; eiser had verzwegen dat hij in Egypte nog gehuwd was. Hiertegen is namens eiser bezwaar gemaakt. Bij besluit van 9 augustus 2012 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Het daartegen ingediende beroep is bij uitspraak van 8 februari 2013 door deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard. [1] Deze uitspraak is op 11 september 2013 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) bevestigd. [2]
1.3.
Bij besluit van 3 augustus 2017 is aan eiser een reguliere verblijfsvergunning onder de beperking “
tijdelijke humanitaire gronden” verleend met als ingangsdatum 18 juli 2017, onder de beperking
“buitenschuld niet uit Nederland kunnen vertrekken”. Het besluit is genomen naar aanleiding van een op 18 juli 2017 gedateerde “
Nota Advies buiten schuld” van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), waarin (onder meer) het volgende staat vermeld:
“(…)
Betrokkene heeft in eerste instantie zelf getracht een geldig reisdocument te verkrijgen bij de Egyptische autoriteiten en heeft op 16 september 2013 de voorwaarden ontvangen waar hij bij zijn aanvraag voor het verkrijgen van een paspoort aan dient te voldoen, te weten: zijn Nederlandse paspoort, een geboorteakte van betrokkene en van zijn vader. Hierop heeft betrokkene een verklaring van inname van het Nederlandse paspoort, zijn geboorteakte en de overlijdensakte van zijn vader ingeleverd met als toevoeging dat er geen geboorte akte van zijn vader voorhanden is in het geboorteregister te Caïro in Egypte. Hetgeen blijkt uit de ontvangen reactie van de autoriteiten te Caïro op 14 oktober 2014.
Op 2 oktober 2014 heeft betrokkene van de Egyptische autoriteiten een brief ontvangen waarin staat dat betrokkene geen officieel document van de Egyptische autoriteiten zal ontvangen omdat hij niet langer een Egyptisch staatsburger is.
(…)
Betrokkene heeft vervolgens getracht om via DT&V zijn nationaliteit te laten bevestigen bij de Egyptische ambassade in Den Haag. Hier is betrokkene in het bijzijn van DT&V medewerkers op 25 april 2017 gepresenteerd.
Na de presentatie heeft de vertegenwoordiging van de Egyptische autoriteiten de nationaliteit niet bevestigd.
Echter op grond van het feit dat betrokkene in het bezit is geweest van de Nederlandse nationaliteit en eerder van de Egyptische nationaliteit en dit ook heeft aangetoond bij de Nederlandse overheid, bestaat er geen twijfel over zijn nationaliteit en identiteit.
De mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het feit dat betrokkene geen aanspraak meer kan maken op zijn Egyptische nationaliteit wordt hem ontnomen doordat hij geen Egyptisch staatsburger is. Navraag door DT&V op 12 juli 2017 bij de Egyptische ambassade heeft geresulteerd in de mondelinge bevestiging hiervan. Alleen een Egyptisch staatsburger kan een appél indienen tegen een beslissing van de Egyptische ambassade.”
1.4.
Bij het primaire besluit I heeft verweerder overwogen dat de hiervoor onder 1.3. genoemde vergunning wordt ingetrokken op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) juncto artikel 19 van de Vw 2000. Hiervoor heeft verweerder - samengevat - het volgende redengevend geacht. Eiser heeft onjuiste gegevens verstrekt, dan wel de juiste gegevens achtergehouden, die te maken hebben met zijn werkelijke Egyptische nationaliteit. Uit op 1 juni 2021 ontvangen ambtelijke informatie blijkt dat eiser niet staatloos is, maar nog steeds in het bezit is van zijn oude Egyptische identiteitsbewijs en bovendien blijkt hieruit dat Egyptenaren altijd hun Egyptische paspoort in Egypte mogen aanvragen en kunnen terugkrijgen. Gelet hierop is eiser niet eerlijk geweest nu hij in de procedure die heeft geleid tot een buiten schuld-vergunning immers heeft verklaard dat hij niet meer in het bezit kan worden gesteld van een Egyptisch paspoort, aldus verweerder. Verweerder heeft vervolgens een verificatieonderzoek laten uitvoeren bij de registers van de Egyptische burgerlijke stand – hetgeen de status heeft van een deskundigenonderzoek - en de op 21 augustus 2021 gedateerde uitkomst daarvan is - samengevat - dat eiser bij de burgerlijke stand in Egypte staat geregistreerd met de Egyptische nationaliteit en dat hij op 25 februari 1989 een nieuwe identiteitskaart heeft gekregen. Uit de registers is niet gebleken dat eiser afstand heeft gedaan van zijn Egyptische nationaliteit of deze heeft verloren; eiser is volgens deze gegevens dus nog steeds Egyptisch burger, met de Egyptische nationaliteit en een Egyptisch ID-nummer. In de burgerlijke stand staan tevens zijn volledige namen, de geboortedatum en -plaats, de namen van zijn ouders, zijn twee huwelijken geregistreerd en de geboorte van zijn drie kinderen, allen met de Egyptische nationaliteit. Eerder is door verweerder ook niet het verlies van de Egyptische nationaliteit vastgesteld, omdat er geen bewijs was overgelegd van inname door Egypte van eisers identiteitsdocumenten. Verweerder acht verder nog van belang dat eisers in juni 2004 geboren zoon de Egyptische nationaliteit heeft gekregen, terwijl eiser op dat moment nog in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. Dit is nog meer opmerkelijk omdat voor juli 2004 kinderen automatisch de Egyptische nationaliteit verkregen als de vader die nationaliteit bezat; pas na juli 2004 was het mogelijk de nationaliteit van de moeder te verkrijgen. De door eiser ingediende verklaringen van de Egyptische ambassade in Den Haag uit 2014 en 2015 brengen verweerder niet op een ander standpunt omdat niet is gebleken waarop deze conclusies zijn gebaseerd. Dat de burgerlijke stand in Egypte niet up-to-date zou zijn, volgt verweerder zonder nadere onderbouwing evenmin.
1.5.
Bij het primaire besluit II heeft verweerder, gelet op voornoemde intrekking van de reguliere verblijfsvergunning, de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur daarvan afgewezen.
1.6.
Tegen het primaire I is namens eiser op 15 december 2021 bezwaar gemaakt. Bij schrijven van 22 december 2021 is bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit II. De gronden van de afzonderlijke bezwaarschriften zijn ingediend op 23 januari 2022.
1.7.
Vervolgens heeft op 31 maart 2022 een gehoor met eiser plaatsgevonden. Tijdens dit gehoor heeft eiser - kort samengevat - naar voren gebracht dat hij niet meer over de Egyptische nationaliteit beschikt en afstand heeft genomen van de voornoemde nationaliteit en dat hij bij de ambassade met de Nederlandse nationaliteit staat geregistreerd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar (de rechtbank leest: de afzonderlijke bezwaarschriften) ongegrond verklaard. Verweerder handhaaft - samengevat - zijn standpunt dat eiser nog steeds de Egyptische nationaliteit bezit, dan wel heeft herkregen en dat hij deze gegevens niet kenbaar heeft gemaakt dan wel heeft achtergehouden. Verweerder heeft daarbij nog gewezen op het feit dat ook uit de huwelijksakte uit 2004 blijkt dat eiser de Egyptisch nationaliteit heeft en dat de ambtenaar van de burgerlijke stand daartoe eisers Egyptische identiteitskaart heeft geverifieerd. Eiser is blijkens de burgerlijke stand nog steeds in het bezit van een nationaal nummer, welk nummer volgens het Algemeen Ambtsbericht wordt verstrekt aan Egyptische staatsburgers. Verweerder stelt dan ook dat ook al zou eiser op enig moment zijn identiteitsdocumenten hebben ingeleverd, dan is er nog voldoende reden om aan te nemen dat hij zijn nationaliteit op enig moment heeft herkregen, terwijl eiser ten tijde van het verkrijgen van zijn verblijfsvergunning heeft gesteld staatloos te zijn.
2.1.
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op hetgeen namens hem in dat verband is aangevoerd, wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.
3. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 worden afgewezen indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid. Op grond van artikel 19 van de Vw 2000, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op deze gronden eveneens worden ingetrokken.
4. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking
“tijdelijke humanitaire gronden”(het primaire besluit I) een voor eiser belastend besluit is met ingrijpende gevolgen. In geval van een intrekking van een verblijfsvergunning ligt het op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat zich de in het besluit vermelde intrekkingsgrond voordoet. Als verweerder aan deze bewijslast heeft voldaan, is het vervolgens aan eiser om het door de verweerder geleverde bewijs te weerleggen.
4.1.
Verweerder heeft de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken, omdat uit verificatieonderzoek naar aanleiding van op 1 juni 2021 door verweerder ontvangen ambtelijke informatie, is gebleken dat eiser de Egyptische nationaliteit heeft dan wel heeft herkregen. Omdat eiser dit zou hebben verzwegen bij zijn aanvraag
“om verblijf buiten schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken”, is er reden om de verblijfsvergunning in te trekken wegens het achterhouden van de juiste gegevens, danwel het verstrekken van onjuiste gegevens.
4.2.
Uit het verificatieonderzoek van verweerder bij de Egyptische registers van de burgerlijke stand van 21 augustus 2021 is onder meer gebleken dat eiser in Egypte geregistreerd staat met de Egyptische nationaliteit. Verder blijkt uit het onderzoek dat eiser geen afstand heeft gedaan van zijn Egyptische nationaliteit en dat hij deze ook niet heeft verloren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het overleggen van dit verificatierapport reeds aan de op hem rustende bewijslast voldaan, dus zonder de ook bij verweerder bekende ambtelijke informatie hierbij te betrekken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat deze ambtelijke informatie, waarvan de inhoud noch bij de rechtbank noch bij eiser bekend is, in het geding moet worden gebracht dan wel dat eiser in zijn verdedigingsbelang is geschaad door geen kennis te kunnen nemen van de inhoud hiervan. Bij de uitkomst van het verificatierapport heeft verweerder verder kunnen betrekken de omstandigheid dat de jongste zoon van eiser bij zijn geboorte de Egyptische nationaliteit heeft verkregen, alsook de omstandigheid dat eiser ten tijde van zijn (tweede) huwelijk met dezelfde partner is geregistreerd met de Egyptische nationaliteit, terwijl eiser op dat moment die nationaliteit volgens zijn visie niet zou (kunnen) bezitten. Dit betekent dat het vervolgens aan eiser is om het door verweerder geleverde bewijs te weerleggen. De vraag die dan voorligt is of op grond hiervan aan de resultaten uit het verificatieonderzoek en de conclusie die verweerder daaruit heeft getrokken, dient te worden getwijfeld.
4.3.
Eiser heeft ter weerlegging van dit bewijs de volgende documenten overgelegd.
a. gelegaliseerde verklaring van de Egyptische ambassade van 29 juni 2022;
b. besluit gepubliceerd in de Egyptische Staatscourant 2 oktober 2002;
c. familieregistratiekaart met gegevens van eiser van 25 augustus 2022;
d. geboorteakte van eiser van 25 juni 2022;
e. huwelijksakte van 25 augustus 2022;
f. geboorteakte van zoon van 25 augustus 2022;
g. toelichting van de advocaat van eiser uit Egypte van 29 augustus 2022;
h. vluchtelingenpaspoort van eiser.
Eiser heeft allereerst onder verwijzing naar document a. naar voren gebracht dat hij afstand heeft gedaan van zijn nationaliteit ten tijde van de naturalisatieprocedure en dat hij daarna ook niet opnieuw heeft verzocht om zijn Egyptische nationaliteit. Namens eiser is verder toegelicht dat uit document b. blijkt dat aan hem de Nederlandse nationaliteit is toegekend en dat hij de Egyptische nationaliteit heeft verloren. Volgens eiser blijkt uit bijlage c. dat eiser conform de Egyptische database van het Ministerie van Binnenlandse zaken nog steeds de Nederlandse nationaliteit heeft en dus niet opnieuw de Egyptische nationaliteit zou hebben verkregen, zoals verweerder stelt. Volgens eiser geldt dit ook voor de documenten d. en e. Uit document f. blijkt volgens eiser dat – ondanks het feit dat zijn zoon de Egyptische nationaliteit heeft – hij als vader de Nederlandse nationaliteit heeft en ook als zodanig op de geboorteakte staat vermeld. Met de door hem overgelegde stukken meent eiser dat de stelling van verweerder dat hij “in Egypte (in de burgerlijke stand) geregistreerd staat met de Egyptische nationaliteit” feitelijk niet juist kan zijn. De anonieme informatie klopt niet, aldus eiser. Voor zover verweerder stelt dat “uit de registers van de burgerlijk stand niet blijkt dat eiser afstand heeft genomen van de Egyptische nationaliteit” is die stelling volgens eiser in die zin te volgen dat het daadwerkelijk afstand nemen niet uit de registers blijkt. Dat hiervan wel sprake is, blijkt volgens eiser genoegzaam uit het decreet zoals is gepubliceerd in de Staatscourant (document b.). Eiser stelt dat uit de door hem overgelegde gelegaliseerde documenten blijkt dat hij met de Nederlandse nationaliteit staat geregistreerd in de desbetreffende registers. Volgens eiser volgt daaruit dat hij afstand heeft gedaan van de Egyptische nationaliteit en nadien niet de Egyptische nationaliteit heeft herkregen. Verder stelt eiser dat het feit dat vanaf juli 2004 een kind van rechtswege de Egyptische nationaliteit kreeg via de moeder niet met zich brengt dat eiser dus de Egyptische nationaliteit had op het moment van de geboorte van zijn zoon in juni 2004. De zus van eiser heeft namens de moeder van het kind aangifte gedaan bij de burgerlijke stand en heeft toen mondeling de Egyptische nationaliteit doorgegeven. Vervolgens is op verzoek de Egyptische nationaliteit (van de moeder) toegekend. Uit het Algemeen Ambtsbericht 2021 (pagina 40) en uit de onderliggende informatie van USDOS (noot 228 van het Ambtsbericht) blijkt niet dat dit niet mogelijk zou zijn. In verband met de stelling van verweerder dat eiser in het bezit zou zijn van de Egyptische nationaliteit omdat hij met een ID nummer staat geregistreerd, verwijst eiser nog naar de verklaring van de advocaat op dit punt (document g). Tot slot heeft eiser gewezen op de kopie van het vluchtelingenpaspoort (document h.) met daarin het geplaatste visum om naar Egypte te kunnen reizen. Eiser is met dit vluchtelingenpaspoort naar Egypte gereisd en niet met een Egyptisch paspoort, zoals verweerder heeft gesteld danwel zoals dit kennelijk blijkt uit de ambtelijke informatie.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de door hem overgelegde stukken het door verweerder gegeven bewijs en de daaruit getrokken conclusies niet voldoende heeft weerlegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het verificatieonderzoek, dat dateert van na de intrekking van eisers Nederlanderschap en de aanvraagprocedure om een buiten schuld-vergunning waarin is gesteld dat eiser niet de Egyptische nationaliteit heeft en deze ook niet kan verkrijgen, blijkt dat eiser in de burgerlijke stand staat geregistreerd met de Egyptische nationaliteit en nooit afstand heeft gedaan hiervan. Ook bij de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door eiser is door hem hiervan geen bewijs geleverd. De door eiser in beroep overgelegde stukken zijn onvoldoende om aan te nemen dat eiser wel afstand heeft gedaan van zijn Egyptische nationaliteit. De rechtbank kan verweerder volgen in het standpunt dat de verklaring van de Egyptische ambassade (document a.) niet leidt tot twijfel aan die uitkomsten van het verificatieonderzoek op dit punt. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat deze verklaring is opgemaakt op verzoek van eiser en dat de ambassade conform de daarin opgenomen clausule is gevrijwaard van de verantwoordelijkheid van de inhoudelijke juistheid van deze verklaring. Nu de inhoud tevens in strijd is met wat in de burgerlijke stand is opgenomen (in de verklaring staat dat eiser in de registers alleen is geregistreerd met de Nederlandse nationaliteit), alsmede niet strookt met het feit dat eiser in de buiten schuld-procedure heeft verzocht om zijn Egyptische nationaliteit terug te krijgen (in de verklaring staat dat hij nimmer heeft verzocht om zijn Egyptische nationaliteit) en voorts niet duidelijk is op grond van welke documenten de ambassade deze verklaring heeft afgegeven terwijl eiser op dat moment bovendien niet meer over die nationaliteit beschikte, kan hieraan niet de waarde worden toegekend die eiser eraan gehecht wenst te zien. De omstandigheid dat eiser in meerdere door hem overgelegde documenten die dateren uit 2022 (documenten c. tot en met e.) door de Egyptische autoriteiten thans wordt beschouwd als een persoon met de Nederlandse nationaliteit, doet hieraan niet af. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat die informatie reeds inhoudelijk niet juist is, omdat eiser ten tijde van de afgifte van die documenten door de Egyptische autoriteiten al niet meer de Nederlandse nationaliteit bezat. Die was hem immers al ruim voor die datum ingetrokken. Onduidelijk is daarom gebleven waarop die conclusie dan is gebaseerd (alleen bij document c. is het volgende aangegeven: “The issuer of the documents states that the above data is corresponded with those recorded in official computers and that documents are submitted by the above concerned citizen and under his responsibility”). Bovendien is niet bestreden de stelling van verweerder in het verweerschrift dat het volgens informatie uit het Algemeen Ambtsbericht mogelijk is een dubbele nationaliteit te hebben; deze informatie sluit dus niet uit dat eiser ook de Egyptische nationaliteit heeft gehouden of heeft herkregen. Verder acht de rechtbank de door eiser gegeven verklaring waarom op de huwelijksakte staat vermeld dat de huwelijksambtenaar aan de hand van zijn Egyptische identiteitskaart heeft vastgesteld dat hij eiser met de Egyptische nationaliteit in de echt heeft verbonden, niet plausibel. Daarnaast is onduidelijk gebleven hoe het mogelijk is dat eisers zoon die in juni 2004 is geboren de Egyptische nationaliteit bezit, terwijl eiser zelf niet de Egyptische nationaliteit meer zou hebben en uit het Algemeen Ambtsbericht volgt dat pas in juli 2004 de nationaliteit van de moeder kon worden aangenomen. Dat de zus van eiser aangifte zou hebben gedaan van de geboorte en daarbij mondeling zou hebben aangegeven dat hij de Egyptische nationaliteit bezit en dat de registratie daarop enkel is gebaseerd, acht de rechtbank met verweerder niet plausibel. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit het besluit dat in de Egyptische Staatscourant zou hebben gestaan, niet zonder meer volgt dat eiser afstand heeft gedaan van zijn Egyptische nationaliteit. Naar het oordeel blijkt uit de tekst van dat besluit slechts dat de Egyptische autoriteiten toestemming verlenen voor naturalisatie (zonder behoud van de Egyptische nationaliteit) en voor het doen van afstand van de Egyptische nationaliteit, maar blijkt uit dit besluit niet onverkort dat eiser afstand heeft gedaan van zijn Egyptische nationaliteit. Dit wordt bevestigd door de eiser ingebrachte verklaring van de advocaat waarin eveneens wordt verklaard dat er toestemming is gegeven voor het naturaliseren. Dat in de Staatscourant de zinsnede is opgenomen “overzicht van namen van de aanvragers aan wie middels naturalisatie een buitenlandse nationaliteit is toegekend en waarmee zij afstand doen van de Egyptische nationaliteit”, leidt de rechtbank daarom niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft hierbij betrokken de door verweerder ter zitting genoemde passages uit het Algemeen Ambtsbericht op pagina 41 over het hebben en behouden van een dubbele nationaliteit en het herverkrijgen van de Egyptische nationaliteit. In hoeverre de door eiser ingebrachte documenten als authentiek kunnen worden beschouwd zal de rechtbank verder niet bespreken, omdat de rechtbank van oordeel is dat ook als deze documenten authentiek zijn, getwijfeld kan worden aan de inhoudelijke juistheid daarvan, en het niet kan leiden tot de conclusie dat eiser thans (nog steeds) als staatloos zou moeten worden beschouwd zoals hij heeft betoogd.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder op basis van het verificatieonderzoek terecht het standpunt ingenomen dat niet is gebleken dat eiser afstand heeft gedaan van zijn Egyptische nationaliteit, dat eiser in Egypte nog immer geregistreerd staat met de Egyptische nationaliteit en indien deze gegevens bekend waren geweest ten tijde van de vergunningverlening, hij niet tot verlening daarvan zou zijn overgegaan. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat en waarom aan de voorwaarde voor intrekking is voldaan en heeft de vergunning dan ook met terugwerkende kracht kunnen intrekken. Gelet hierop heeft verweerder ook de aanvraag om verlenging kunnen afwijzen. De door eiser ingediende bezwaarschriften zijn dan ook terecht ongegrond verklaard.
7. Nu eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen de motivering van verweerder met betrekking tot artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het aan hem opgelegde inreisverbod, behoeven het beroep en het besluit op die punten geen bespreking.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Keekstra-Willems, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.AWB 12/877; ECLI:RBNNE:2013:518