Wat vindt de rechtbank
10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 36,99% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 25 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. Eiser heeft voor het eerst op zitting aangevoerd dat hij niet is gezien en onderzocht door een verzekeringsarts, wat in strijd is met de uitspraak van 23 juni 2021 van de Raad. Het UWV heeft ter zitting aangegeven dat deze grond op de zitting voor het eerst naar voren is gebracht en dat de verzekeringsarts B&B daar niet inhoudelijk op heeft kunnen reageren. De rechtbank overweegt dat het pas op zitting aanvoeren van deze grond in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank is niet gebleken dat eiser niet de mogelijkheid had om deze grond eerder aan te voeren. Deze grond zal om die reden buiten beschouwing worden gelaten.
Medische grondslag van het bestreden besluit
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 25 juni 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft toegelicht dat er beperkingen aangenomen zijn die een verhoogde werkdruk voorkomen en ook rekening houden met kenmerken verbonden aan een autistische stoornis. Hij acht deze beperkingen plausibel gezien de diagnoses ASS en dysthemie. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat er een beperking aangenomen moet worden voor noodzaak tot uitdaging en afwisseling van werkzaamheden.
Op grond van artikel 3, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten dient de verzekeringsarts vast te stellen of iemand door ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ongeschikt is tot werken. Eiser heeft in zijn beroepschrift en ter zitting aangegeven dat hij uitdaging en afwisseling nodig heeft in verband met zijn intellectuele capaciteiten en dat dit tot uitdrukking moet komen in de FML. De rechtbank overweegt hiertoe dat eisers standpunt weliswaar is te begrijpen, maar niet kan leiden tot beperkingen. De rechtbank acht de intellectuele capaciteiten van eiser geen vorm van ziekte of gebrek, waardoor dit niet meegewogen kan worden in de beoordeling van de verzekeringsarts, zoals bepaald in artikel 3, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Dat eiser door onvoldoende afwisseling en uitdaging is uitgevallen voor zijn werk, maakt dit niet anders. Verder heeft de verzekeringsarts B&B naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht waarom een urenbeperking niet aan de orde is. Hij stelt dat er sprake is van een energetische stoornis, maar dat dit voldoende wordt opgevangen door de reeds aangegeven beperkingen. Hij acht een aanvullende urenbeperking voor een passende functie niet plausibel. Dat eiser geen 40 uur per week gewerkt heeft en voor aangepaste taken van 24 uur per week is uitgevallen geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de motivering van de verzekeringsarts B&B. De re-integratie kan geen rol spelen in de medische beoordeling. Ook is gesteld noch gebleken dat het aangepaste werk voldeed aan de belastbaarheid zoals vastgesteld in de FML van 7 juni 2021. Eiser heeft zijn standpunt ook niet met medische informatie onderbouwd. Verder is voor de rechtbank niet aannemelijk geworden dat een jobcoach vereist is. Eiser heeft geen medische informatie ingebracht, waaruit deze noodzaak volgt. Het enkele feit dat eiser meerdere jaren ondersteuning heeft gehad, kan niet tot de conclusie leiden dat er sprake is van een medische noodzaak voor deze ondersteuning. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij meer behoefte heeft aan ondersteuning wanneer de spanning voor hem toeneemt. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat er sprake moet zijn van verminderde werkdruk en rustig werk zonder veel onverwachte omstandigheden. De rechtbank begrijpt dat hiermee situaties die spanning geven voorkomen worden. De rechtbank is niet gebleken dat er bij een passende functie, waarbij rekening gehouden is met de beperkingen in de FML, een noodzaak is voor een jobcoach.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beoordeeld dat eiser op 25 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 7 juni 2021. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 7 juni 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker documentaire informatievoorziening en archiefbeheer, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 553020) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie.
De reservefuncties zijn (sbc-code 315133) Administratief medewerker en (sbc-code 315140) Medewerker postverzorging.
15. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport bevestigd dat de geduide functies geschikt zijn.
16. De stelling van eiser dat de functies van Archiefmedewerker overeenkomen met zijn eigen arbeid, waarvoor hij is uitgevallen door het ontbreken van uitdaging en afwisseling begrijpt de rechtbank zo dat eiser de functies van Archiefmedewerker daarom niet passend acht. Deze stelling kan echter niet slagen, nu de rechtbank al heeft geoordeeld dat er terecht geen beperking is aangenomen voor een noodzaak tot uitdaging en afwisseling van werkzaamheden.
17. Ten aanzien van de geluidsbelasting in de voor de schatting gebruikte functies overweegt de rechtbank dat eiser in de FML van 7 juni 2021 hiervoor beperkt is op item 3.6 (geluidsbelasting). In de resultaat functiebeoordeling komt naar voren dat er bij de functies die voor de schatting zijn gebruikt geen signalering is op het item 3.6. Uit vaste rechtspraak volgt dat in beginsel dient te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens en dat indien het CBBS geen signalering geeft op een item, dat item in die functies niet voorkomt.De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport van 15 december 2021 aanvullend toegelicht dat er in de functies van Archiefmedewerker geen sprake is van lawaai of drukte zoals bedoeld in de FML. Evenmin is sprake van een rumoerige kantoortuin. In de functie van Productiemedewerker kan eventueel gebruik worden gemaakt van gehoorbescherming. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank aan de functieomschrijvingen niet de waarde toekennen die eiser daaraan toegekend wil zien. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom de voor de schatting gebruikte functies geschikt zijn. Daarmee komt geen relevantie toe aan de reservefuncties en zal de rechtbank de gronden gericht tegen die functies onbesproken laten.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft aanvullend toegelicht waarom de functie van Medewerker bestuurlijke informatie (de rechtbank begrijpt: Information Officer) als maatman is genomen. Hij heeft aangegeven dat eiser in de beloning van zijn werkzaamheden als medewerker DIA een sociale aanvulling kreeg, nu dit een functie in schaal 5 betreft, terwijl eiser zijn ‘oude’ loon in schaal 10 heeft gehouden. Vervolgens heeft hij ervoor gekozen de ‘feitelijk’ hoger beloonde functie van Information Officer maatgevend te achten. De rechtbank begrijpt de toelichting van de arbeidsdeskundige B&B zo dat eisers verdiensten in de functie van medewerker DIA niet gebruikelijk zijn voor wat iemand normaal gesproken met dat werk verdient. Op grond van artikel 1, van de Wet WIA wordt onder het maatmaninkomen verstaan ‘
hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen’. In het gegeven dat eiser de status van een herplaatsingskandidaat had, ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze bepaling af te wijken. Gelet hierop kan de rechtbank volgen dat eisers inkomen in de functie van medewerker DIA niet het inkomen is dat gewoonlijk in een dergelijke functie wordt verdiend en dat de arbeidsdeskundige B&B dit inkomen daarom niet als maatmaninkomen heeft gehanteerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de arbeidsdeskundige B&B terecht de functie van Information Officer heeft gehanteerd als maatman. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de berekening van het maatmaninkomen. De arbeidsdeskundige B&B is conform de door eiser aangehaalde jurisprudentie uitgegaan van hetgeen eiser heeft verdiend in de referteperiode voordat hij uitviel voor de functie van Information Officer.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 25 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 63,01% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk als Information Officer, zodat hij voor de overige 36,99% arbeidsongeschikt is.
Strijd met wettelijke bepalingen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur
20. Het is de rechtbank niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met de daaraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen.
21. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering dient iemand volledig (80 tot 100%) en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiser gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35 tot 80%) is. Nu eiser niet volledig arbeidsongeschikt is, kan niet meer voldaan worden aan de vereisten voor een
IVA-uitkering. De rechtbank laat de duurzaamheid van de beperkingen dan ook onbesproken.