ECLI:NL:RBDHA:2023:8462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
SGR 22/717
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023, in de zaak SGR 22/717, wordt de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) behandeld. Eiser, die sinds 2015 ziek is, heeft een WIA-uitkering aangevraagd en is door het UWV beoordeeld op zijn arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft vastgesteld dat eiser op 25 juni 2021 voor 36,99% arbeidsongeschikt is, wat door eiser wordt betwist. Eiser stelt dat hij meer beperkingen heeft en dat de geduide functies niet passend zijn. De rechtbank heeft de zaak op 16 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV en de trajectbegeleider van eiser.

De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze heeft gemotiveerd. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet is gezien door een verzekeringsarts, maar de rechtbank oordeelt dat deze grond te laat is ingebracht en daarom buiten beschouwing blijft. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts de juiste beperkingen heeft aangenomen, rekening houdend met de diagnoses van eiser. Eiser's verzoek om een deskundige te benoemen wordt afgewezen, omdat de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de beoordeling van het UWV.

De rechtbank oordeelt verder dat de arbeidsdeskundige B&B terecht heeft vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk, maar dat er wel andere functies zijn die hij kan vervullen. De rechtbank volgt de argumentatie van de arbeidsdeskundige en concludeert dat de geduide functies geschikt zijn voor eiser. Eiser's beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt in zijn verzoek om een hogere arbeidsongeschiktheidspercentage of een IVA-uitkering. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat eiser in beroep geen gelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/717

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. K. ten Broek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Universiteit Leiden, gevestigd in Leiden, derde partij (hierna: werkgever).

Inleiding

Het UWV heeft op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vastgesteld dat eiser vanaf 25 juni 2021 voor 44,78% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft met het besluit van 28 juni 2021 bepaald dat eiser tot 8 november 2021 een loongerelateerde WIA-uitkering krijgt. Vanaf die datum krijgt hij een loonaanvullingsuitkering tot 1 juli 2023.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd naar 36,99%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar van 20 december 2021 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De werkgever heeft verklaard als derde partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn werkgever.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de trajectbegeleider van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte bij werkgever als Information Officer voor ongeveer 36 uur per week. Op 26 september 2015 heeft hij zich ziekgemeld voor dit werk. Bij het bereiken van het einde van de wachttijd heeft het UWV bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser verricht sinds 2016 namelijk vervangend werk, zonder loonverlies.
2. Sinds 2016 is eiser werkzaam als medewerker documentaire informatievoorziening en archiefbeheer (DIA). Per 1 juli 2019 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk. Op 8 april 2021 heeft eiser een aanvraag gedaan voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft medisch en arbeidskundig onderzoek gedaan, naar aanleiding waarvan het UWV heeft bepaald dat eiser op 1 juli 2019 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Omdat dit binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd en door dezelfde ziekteoorzaak is, krijgt eiser met terugwerkende kracht een WIA-uitkering toegekend. De uitkering kan echter niet eerder dan een jaar voor aanvraag ingaan, waardoor eiser vanaf 8 april 2020 een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend krijgt.
3. Daarna heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding genoemd zijn.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiser op 25 juni 2021 voor 36,99% arbeidsongeschikt is.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 2 december 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 juni 2021.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
15 december 2021.

Wat vindt eiser

7. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser stelt dat hij meer beperkingen heeft. Zo voert hij aan dat de verzekeringsartsen een beperking hadden moeten opnemen voor een noodzaak tot uitdaging en afwisseling van werkzaamheden. Het gebrek hieraan heeft geleid tot uitval, waardoor er volgens eiser een medische noodzaak is voor deze beperking. Eiser verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen om dit te onderzoeken. Ook acht eiser een urenbeperking nodig. Ten onrechte wordt gesteld dat eiser per 1 mei 2021 weer 40 uur aan het werk zou gaan. Eiser is niet in staat geweest om meer dan 32 uur per week te werken en heeft dit slechts een korte tijd gedaan. Vanaf september 2021 werkte hij per week 24 uur en besteedde hij 8 uur aan het tweede spoor. Bovendien heeft eiser een energetische stoornis, waardoor het voor hem niet mogelijk is gebleken om 24 uur per week werkzaam te zijn. Ook is hij uitgevallen voor het aangepaste werk van 24 uur per week. Volgens eiser had dan ook een urenbeperking van 24 tot 32 uur aangenomen moeten worden. Verder heeft de verzekeringsarts B&B volgens eiser onterecht gesteld dat ondersteuning van een jobcoach niet nodig is. Eiser heeft jarenlang ondersteuning gehad van een jobcoach en acht dit wel vereist. Eiser meent dat verbetering van zijn situatie niet te verwachten is en vindt dat hij in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Eiser heeft verslagen van gesprekken met zijn werkgever, informatie van de bedrijfsarts en een verslag van de jobcoach ingebracht. Ter zitting heeft eiser nog naar voren gebracht dat hij niet fysiek gezien en onderzocht is door een verzekeringsarts. Ook heeft de verzekeringsarts B&B geen motivering gegeven voor het afzien van een spreekuur, wat leidt tot strijd met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 23 juni 2021. [1]
8. Eiser voert aan dat de geduide functies niet passend zijn. Hij handhaaft zijn bezwaargronden tegen de geduide functies. Eiser stelt dat de functies Archiefmedewerker vergelijkbaar zijn met zijn maatgevende arbeid, waarvoor hij ziek is uitgevallen vanwege het ontbreken van voldoende afwisseling en uitdaging. Hij stelt verder dat in de werkomgeving van de geduide functies teveel onrust is. De geluids- en bewegingsbelasting is gelijk of zwaarder dan in de maatgevende functie het geval was, terwijl eiser is aangewezen op een rustige werkplek, met weinig tot geen visuele en auditieve prikkels. Verder is de arbeidsdeskundige B&B bij het vaststellen van het maatmanloon onterecht uitgegaan van eisers oude functie Information Officer. De arbeidsdeskundige B&B had uit moeten gaan van het feitelijk genoten loon dat eiser in de referteperiode heeft ontvangen.
9. Eiser acht het bestreden besluit in strijd met de betreffende en hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen. Eiser verzoekt bij een gegrondverklaring van het beroep om een schadevergoeding.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 36,99% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 25 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Goede procesorde
11. Eiser heeft voor het eerst op zitting aangevoerd dat hij niet is gezien en onderzocht door een verzekeringsarts, wat in strijd is met de uitspraak van 23 juni 2021 van de Raad. Het UWV heeft ter zitting aangegeven dat deze grond op de zitting voor het eerst naar voren is gebracht en dat de verzekeringsarts B&B daar niet inhoudelijk op heeft kunnen reageren. De rechtbank overweegt dat het pas op zitting aanvoeren van deze grond in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank is niet gebleken dat eiser niet de mogelijkheid had om deze grond eerder aan te voeren. Deze grond zal om die reden buiten beschouwing worden gelaten.
Medische grondslag van het bestreden besluit
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 25 juni 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft toegelicht dat er beperkingen aangenomen zijn die een verhoogde werkdruk voorkomen en ook rekening houden met kenmerken verbonden aan een autistische stoornis. Hij acht deze beperkingen plausibel gezien de diagnoses ASS en dysthemie. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat er een beperking aangenomen moet worden voor noodzaak tot uitdaging en afwisseling van werkzaamheden.
Op grond van artikel 3, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten dient de verzekeringsarts vast te stellen of iemand door ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ongeschikt is tot werken. Eiser heeft in zijn beroepschrift en ter zitting aangegeven dat hij uitdaging en afwisseling nodig heeft in verband met zijn intellectuele capaciteiten en dat dit tot uitdrukking moet komen in de FML. De rechtbank overweegt hiertoe dat eisers standpunt weliswaar is te begrijpen, maar niet kan leiden tot beperkingen. De rechtbank acht de intellectuele capaciteiten van eiser geen vorm van ziekte of gebrek, waardoor dit niet meegewogen kan worden in de beoordeling van de verzekeringsarts, zoals bepaald in artikel 3, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Dat eiser door onvoldoende afwisseling en uitdaging is uitgevallen voor zijn werk, maakt dit niet anders. Verder heeft de verzekeringsarts B&B naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht waarom een urenbeperking niet aan de orde is. Hij stelt dat er sprake is van een energetische stoornis, maar dat dit voldoende wordt opgevangen door de reeds aangegeven beperkingen. Hij acht een aanvullende urenbeperking voor een passende functie niet plausibel. Dat eiser geen 40 uur per week gewerkt heeft en voor aangepaste taken van 24 uur per week is uitgevallen geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de motivering van de verzekeringsarts B&B. De re-integratie kan geen rol spelen in de medische beoordeling. Ook is gesteld noch gebleken dat het aangepaste werk voldeed aan de belastbaarheid zoals vastgesteld in de FML van 7 juni 2021. Eiser heeft zijn standpunt ook niet met medische informatie onderbouwd. Verder is voor de rechtbank niet aannemelijk geworden dat een jobcoach vereist is. Eiser heeft geen medische informatie ingebracht, waaruit deze noodzaak volgt. Het enkele feit dat eiser meerdere jaren ondersteuning heeft gehad, kan niet tot de conclusie leiden dat er sprake is van een medische noodzaak voor deze ondersteuning. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij meer behoefte heeft aan ondersteuning wanneer de spanning voor hem toeneemt. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat er sprake moet zijn van verminderde werkdruk en rustig werk zonder veel onverwachte omstandigheden. De rechtbank begrijpt dat hiermee situaties die spanning geven voorkomen worden. De rechtbank is niet gebleken dat er bij een passende functie, waarbij rekening gehouden is met de beperkingen in de FML, een noodzaak is voor een jobcoach.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beoordeeld dat eiser op 25 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 7 juni 2021. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 7 juni 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker documentaire informatievoorziening en archiefbeheer, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 553020) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie.
De reservefuncties zijn (sbc-code 315133) Administratief medewerker en (sbc-code 315140) Medewerker postverzorging.
15. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport bevestigd dat de geduide functies geschikt zijn.
16. De stelling van eiser dat de functies van Archiefmedewerker overeenkomen met zijn eigen arbeid, waarvoor hij is uitgevallen door het ontbreken van uitdaging en afwisseling begrijpt de rechtbank zo dat eiser de functies van Archiefmedewerker daarom niet passend acht. Deze stelling kan echter niet slagen, nu de rechtbank al heeft geoordeeld dat er terecht geen beperking is aangenomen voor een noodzaak tot uitdaging en afwisseling van werkzaamheden.
17. Ten aanzien van de geluidsbelasting in de voor de schatting gebruikte functies overweegt de rechtbank dat eiser in de FML van 7 juni 2021 hiervoor beperkt is op item 3.6 (geluidsbelasting). In de resultaat functiebeoordeling komt naar voren dat er bij de functies die voor de schatting zijn gebruikt geen signalering is op het item 3.6. Uit vaste rechtspraak volgt dat in beginsel dient te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens en dat indien het CBBS geen signalering geeft op een item, dat item in die functies niet voorkomt. [2] De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport van 15 december 2021 aanvullend toegelicht dat er in de functies van Archiefmedewerker geen sprake is van lawaai of drukte zoals bedoeld in de FML. Evenmin is sprake van een rumoerige kantoortuin. In de functie van Productiemedewerker kan eventueel gebruik worden gemaakt van gehoorbescherming. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank aan de functieomschrijvingen niet de waarde toekennen die eiser daaraan toegekend wil zien. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom de voor de schatting gebruikte functies geschikt zijn. Daarmee komt geen relevantie toe aan de reservefuncties en zal de rechtbank de gronden gericht tegen die functies onbesproken laten.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft aanvullend toegelicht waarom de functie van Medewerker bestuurlijke informatie (de rechtbank begrijpt: Information Officer) als maatman is genomen. Hij heeft aangegeven dat eiser in de beloning van zijn werkzaamheden als medewerker DIA een sociale aanvulling kreeg, nu dit een functie in schaal 5 betreft, terwijl eiser zijn ‘oude’ loon in schaal 10 heeft gehouden. Vervolgens heeft hij ervoor gekozen de ‘feitelijk’ hoger beloonde functie van Information Officer maatgevend te achten. De rechtbank begrijpt de toelichting van de arbeidsdeskundige B&B zo dat eisers verdiensten in de functie van medewerker DIA niet gebruikelijk zijn voor wat iemand normaal gesproken met dat werk verdient. Op grond van artikel 1, van de Wet WIA wordt onder het maatmaninkomen verstaan ‘
hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen’. In het gegeven dat eiser de status van een herplaatsingskandidaat had, ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze bepaling af te wijken. Gelet hierop kan de rechtbank volgen dat eisers inkomen in de functie van medewerker DIA niet het inkomen is dat gewoonlijk in een dergelijke functie wordt verdiend en dat de arbeidsdeskundige B&B dit inkomen daarom niet als maatmaninkomen heeft gehanteerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de arbeidsdeskundige B&B terecht de functie van Information Officer heeft gehanteerd als maatman. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de berekening van het maatmaninkomen. De arbeidsdeskundige B&B is conform de door eiser aangehaalde jurisprudentie uitgegaan van hetgeen eiser heeft verdiend in de referteperiode voordat hij uitviel voor de functie van Information Officer.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 25 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 63,01% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk als Information Officer, zodat hij voor de overige 36,99% arbeidsongeschikt is.
Strijd met wettelijke bepalingen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur
20. Het is de rechtbank niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met de daaraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen.
IVA-uitkering
21. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering dient iemand volledig (80 tot 100%) en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiser gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35 tot 80%) is. Nu eiser niet volledig arbeidsongeschikt is, kan niet meer voldaan worden aan de vereisten voor een
IVA-uitkering. De rechtbank laat de duurzaamheid van de beperkingen dan ook onbesproken.

Conclusie en gevolgen

22. Het UWV heeft terecht besloten dat eiser per 25 juni 2021 voor 36,99% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan zijn verzoek om schadevergoeding en worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 25 maart 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:755)