ECLI:NL:RBDHA:2023:8504
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onvoldoende bewijs van reisdoel en vestigingsgevaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 juni 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf behandeld. Eiseres had de aanvraag ingediend met het doel familiebezoek te brengen aan haar nicht in Nederland. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag op 30 november 2021 afgewezen, en deze afwijzing werd in het bestreden besluit van 26 augustus 2022 gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond. Eiseres heeft geen objectief verifieerbare bewijsstukken overgelegd die de familierelatie met de referente aantonen, en ook niet dat de referente in een levensbedreigende situatie verkeert. De rechtbank merkt op dat eiseres in bezwaar niet de benodigde informatie heeft verstrekt, ondanks dat zij op de hoogte was van de vereisten. Daarnaast heeft de minister ook geconstateerd dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt om in haar levensonderhoud te voorzien tijdens haar verblijf. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en de afwijzing van de visumaanvraag in stand blijft. Eiseres wordt vrijgesteld van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht.