ECLI:NL:RBDHA:2023:861
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek inzage persoonsgegevens ter bescherming van nationale veiligheid
In deze zaak heeft eiser, een persoon uit [woonplaats], verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens. Dit verzoek is door de Korpschef van Politie afgewezen op 6 december 2021, met als argument dat inzage noodzakelijk was ter bescherming van de nationale veiligheid. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 december 2022 waren zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Eiser betoogde dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was en in strijd met de onschuldpresumptie, en dat er onvoldoende belangenafweging had plaatsgevonden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek terecht was, omdat de bescherming van de nationale veiligheid een dwingende reden vormt om geen inzage te verlenen. De rechtbank heeft met toestemming van eiser vertrouwelijke documenten ingezien, waaruit bleek dat de afwijzing een noodzakelijke en evenredige maatregel was. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met de onschuldpresumptie, aangezien de afwijzing geen twijfel schept over de vrijspraak van eiser in een eerdere strafrechtelijke procedure. Artikel 27 van de Wet politiegegevens laat geen ruimte voor belangenafweging, waardoor de afwijzing van het verzoek door verweerder gerechtvaardigd was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de kostenveroordeling af.