ECLI:NL:RBDHA:2023:8618
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring is opgelegd op 1 mei 2023 op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is zolang de staatssecretaris voortvarend werkt aan de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant is voor de rechtmatigheid van de bewaring, aangezien deze maatregel niet gericht is op uitzetting maar op de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat hij voortvarend werkt aan de asielaanvraag.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een lichter middel. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet verplicht is om schriftelijk te motiveren waarom de maatregel voortduurt, zolang hij de feitelijke informatie verstrekt die nodig is voor de rechter om de rechtmatigheid te toetsen. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen gronden zijn om de maatregel van bewaring onrechtmatig te verklaren. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.